Bijwoord
Bijwoord
Bijwoord
- Aaneenschrijven van combinaties met er, daar, hier en waar (algemeen)
 - Combinaties met er: loze voornaamwoordelijke bijwoorden (algemeen)
 - * * *
 - Aanhebben / aan hebben
 - Afwillen / af willen
 - Allang / al lang
 - Allesbehalve / alles behalve
 - Alleszins
 - Allicht / wellicht
 - Als je van de trap valt, (dan) ben je snel beneden
 - Alsmaar / almaar
 - Al weer / alweer
 - A rato van
 - Beter
 - Bijvoorbeeld (plaatsingsmogelijkheden in de zin)
 - Bijvoorbeeld (plaatsingsmogelijkheden ten opzichte van het voorzetsel)
 - Bij voorbeeld / bijvoorbeeld
 - Blijkbaar / schijnbaar
 - Boven aan de brief / bovenaan de brief
 - Categoriek / categorisch
 - Daarom / daardoor
 - Dagdagelijks / dagelijks
 - Dan / toen
 - Dank zij / dankzij
 - Desgevallend / indien nodig
 - Dezelfde / hetzelfde (de reistijd blijft – )
 - Deze middag / vanmiddag
 - Direct betrokkene / directbetrokkene
 - Directleidinggevende / direct leidinggevende
 - Drie keer meer … dan / drie keer zoveel … als
 - Druk zijn met / het druk hebben met
 - Eenmaal (dat) / eens (dat)
 - Eens / is / es / ’ns / ’s
 - Eensgelijks / insgelijks
 - Een volledig(,) zilveren bestek
 - Eerder / vrij / veeleer
 - Eindelijk / uiteindelijk / ten slotte
 - Ei zo na
 - Echter aan het begin van de zin
 - Maar en echter in één zin
 - Enkel / alleen
 - Er achter aan lopen / erachter aanlopen / erachteraan lopen
 - Ermee aanmoeten / ermee aan moeten
 - Ernstig nemen / au sérieux nemen / serieus nemen (iemand -)
 - Ervan doorgaan / er vandoor gaan / ervandoor gaan
 - Er van langs / ervanlangs / ervan langs (geven / krijgen)
 - Ervanuit gaan / er van uitgaan / er vanuit gaan / ervan uitgaan
 - Ervoor waken dat / ervoor waken dat niet
 - Er voor zorgen / ervoor zorgen
 - Er zich / zich er (hij wil – thuis voelen)
 - Er … op / erop
 - Eveneens / evenmin
 - Evengoed / even goed
 - Evenmin als jij ga ik daar (niet) naartoe
 - Fulltime medewerker / fulltime-medewerker / fulltimemedewerker
 - Gans / heel
 - Geen / niet gelijk krijgen
 - Gelijk / meteen
 - Gelijkvloers / begane grond / benedenverdieping
 - Gelijk wie / eender wie / om het even wie / wie dan ook
 - Gelukkiglijk / gelukkig
 - Gemakkelijkheidshalve / gemakshalve
 - Geregeld / regelmatig
 - Gevoelig / aanzienlijk
 - Gister / gisteren
 - Gisterenavond / gisteravond
 - Haasje-repje / haastje-repje
 - Hard / snel (te – rijden)
 - Hele / heel (een – mooie film)
 - Herhaaldelijke / herhaalde
 - Hierdoor / hiermee / hierbij (begin brief)
 - Hoe + infinitief
 - Hoelang / hoe lang
 - Hoever / hoe ver
 - Hogergenoemd / bovengenoemd / eerdergenoemd/ hierboven genoemd
 - Idealiter (uitspraak)
 - Iets verkeerd(s) doen
 - Ik denk niet dat het lukt / ik denk dat het niet lukt
 - Ik verbind er mij toe / mij ertoe
 - In-companytraining / incompanytraining
 - Integendeel / daarentegen
 - Intussen / ondertussen
 - In tussentijd / in de tussentijd / inmiddels / intussen / ondertussen
 - Jongste / laatste (de – tijd)
 - Kortelings / binnenkort
 - Kritische / kritieke succesfactoren
 - Kwijt / zoek (zijn)
 - Laagdunkend / laatdunkend
 - Laattijdig / (te) laat
 - Langs daar / daarlangs
 - Letterlijk
 - Linkse / linker gebouw
 - Luidop / hardop
 - Makkelijk / gemakkelijk
 - Mate (in min of meerdere – / in mindere of meerdere – / in meerdere of mindere – / in meer of mindere –)
 - Maximum / maximaal
 - Meehebben / bij zich hebben / meebrengen / meenemen
 - Mee ondertekenen / meeondertekenen
 - Met glazuur op / erop (koekjes -)
 - Met mondjesmaat / mondjesmaat
 - Middels / door middel van / met
 - Midden (als voorzetsel)
 - Mogelijks / mogelijk
 - Naar daar / daarnaartoe / daarheen
 - Naar rato / naar rata / pro rato / pro rata
 - Naar voor / naar voren
 - Nadien / daarna
 - Nauw aan het hart liggen / na aan het hart liggen
 - Net / juist
 - Niet ingevulde / niet-ingevulde formulieren
 - Nietwaar / niet waar
 - Nochtans
 - Nooit weer / nooit meer
 - Normaliter (uitspraak)
 - Om ter hardst / om het hardst
 - Omzeggens
 - Ondermeer / onder meer, zondermeer / zonder meer
 - Online winkel / online-winkel / onlinewinkel
 - Onverwachtse / onverwachte
 - Ooit (de grootste -)
 - Oudst / oudste bekende stad (de -)
 - Overnieuw / opnieuw
 - Persé / per se
 - Plotsklaps / eensklaps / plots / plotseling
 - Quasi
 - Recentelijk / recent
 - Rechtsaf slaan / rechts afslaan
 - Rechtsomkeer / rechtsomkeert maken
 - Reeds / al
 - Respectievelijke / respectieve
 - Strict / strikt
 - Telkens / telkens als
 - Telkens weer (dubbelop?)
 - Ten laatste / uiterlijk
 - Ten slotte / tenslotte, ten minste / tenminste, ten einde / teneinde
 - Terug / opnieuw, nogmaals, (al)weer
 - Tevergeefse / vergeefse
 - Thuis wonende ouderen / thuiswonende ouderen
 - Toedoen / dichtdoen
 - Toendertijd / toentertijd
 - Tot / toe (afdeling waar hij toegang – had)
 - Tot daar aan toe / totdaaraantoe / tot daaraan toe
 - Tot en met / tot-en-met
 - Tot hiertoe / tot nu toe
 - Totnogtoe / tot nog toe, totnutoe / tot nu toe
 - Tweedehandse auto’s / tweedehands auto’s / tweedehandsauto’s
 - Vandaar / daarvandaan
 - Vantevoren / van te voren / van tevoren
 - Vanwaaruit / van waaruit
 - Vertrouwen dat / erop vertrouwen dat
 - Vlakbij / vlak bij de school
 - Voorafgaandelijk / voorafgaand
 - Vooreerst / in de eerste plaats
 - Waar … naar toe / waar … naartoe
 - Waarmee / met wie (de mensen – ik samenwerk)
 - Waarzonder
 - Weeral / alweer / weer / opnieuw
 - Weleens / wel eens
 - Wijds / weids
 - Zaterdag / op zaterdag / (’s) zaterdags
 - Zaterdags / ’s zaterdags
 - Zeker als / zeker niet als
 - Zeker en vast / vast en zeker
 - Zeker zijn dat / er zeker van zijn dat
 - Zelfzeker / zelfverzekerd
 - Zich bewust zijn dat / zich ervan bewust zijn dat
 - Zoals bijvoorbeeld (dubbelop?)
 - Zogezegd / zogenaamd
 - Zo juist / zojuist, zo maar / zomaar
 - Zolang / zo lang
 - Zomin / zo min
 - Zo niet, (dan) …
 - Zo optimaal mogelijk / optimaal / zo goed mogelijk
 - Zorgen dat / ervoor zorgen dat
 - Zo veel / zoveel
 - Zover / zo ver
 - Zwaar wegen / veel wegen / zwaar zijn
 
