Thuis wonende ouderen / thuiswonende ouderen
Thuis wonende ouderen / thuiswonende ouderen
Vraag
Wordt thuiswonend aaneengeschreven in de thuis wonende/thuiswonende ouderen?
Antwoord
Ja. Thuiswonend in de thuiswonende ouderen beschouwen we als een samengesteld bijvoeglijk naamwoord.
Toelichting
In het Nederlands schrijven we een samenstelling aan elkaar en een woordgroep los. Soms is echter moeilijk uit te maken of een verbinding een samenstelling of een woordgroep vormt. Dat geldt ook voor thuiswonend, een combinatie van een bijwoord + een deelwoord.
In thuiswonend horen we maar één hoofdklemtoon (thúíswonend). Dat wijst erop dat we met één woord te maken hebben. Horen we twee klemtonen, zoals in Ik kan toch niet mijn hele leven thúís wónen!, dan hebben we te maken met een woordgroep. Het verschil is ook duidelijk in: Zoiets kun je toch niet góédvinden? (één accent, dus één woord) en Kon je de weg góéd vínden? (twee accenten dus twee woorden)
Vergelijkbare voorbeelden zijn alleenwonende kinderen, thuiswerkende vrouwen en thuisspelende ploeg.
Zie ook
Woordgroep of samenstelling? (Leidraad 6.8)
Direct betrokkene / directbetrokkene
Directleidinggevende / direct leidinggevende
Levendgeboren / levend geboren
Pas gehuwd stel / pasgehuwd stel
Rekeninghoudend / rekening houdend
Veelbelovend (trappen van vergelijking)
Veel gebruikt / veelgebruikt
Veelgehoord (trappen van vergelijking)
Naslagwerken
tao_adv (C)
793
j
Subrubriek,Woordsoort,Woordvorm,Hoofdrubriek
01 January 2004
17 December 2020