Voegwoord
Voegwoord
Voegwoord
- Congruentieproblemen met en (algemeen)
- * * *
- Als / dat (Het bruidspaar vindt het leuk – de kinderen komen)
- Als / of (Ik zal kijken – zij er is)
- Als / zoals
- Als eerste
- Als je van de trap valt, (dan) ben je snel beneden
- Bedankt om me te helpen / bedankt dat je me geholpen hebt / bedankt voor de hulp
- Behalve ons / behalve wij
- Behoudens / behalve
- Benoemen / benoemen tot
- Dan / als (driemaal zo groot -)
- Dat / of (Hij wist niet – het water diep was)
- Dat / of / als (Het maakt niets uit – het regent)
- Dat / waarin (de periode -)
- Dat / waarom (de reden -)
- Eenmaal (dat) / eens (dat)
- Een of meer deelnemers is / zijn uitgeschakeld
- Elke keer als / dat
- Echter aan het begin van de zin
- En aan het begin van de zin
- Maar aan het begin van de zin
- Maar en echter in één zin
- Of aan het begin van de zin
- Omdat aan het begin van de zin
- Want aan het begin van de zin
- Evenals (betekenis)
- Evenmin als jij ga ik daar (niet) naartoe
- Gelijk / zoals
- Gezien (als voegwoord)
- Groter als / dan
- Groter dan mij / ik
- Het doel is jongeren (te) bereiken
- Hoe of, hoe dat / hoe (Ik weet niet – hij heet)
- In bijlage / in de bijlage / als bijlage
- Jan alsmede Piet hebben / heeft dat gedaan
- Jan of Piet hebben / heeft dat gedaan
- Kiezen tussen / uit / voor
- Kiezen tussen koffie of thee / kiezen tussen koffie en thee
- Komma tussen hoofdzin en bijzin bij onderschikkende voegwoorden
- Komma voor ‘maar’ en ‘want’
- Komma voor en
- Komma voor laatste lid van een opsomming
- Mits (als voorzetsel)
- Mits / tenzij
- Naar gelang / naargelang
- Naast / buiten / behalve
- Niet dan nadat
- Niets anders als / dan
- Noch Jan noch Piet hebben / heeft dat gedaan
- Om (het is moeilijk – dat te geloven)
- Om (hij ging weg – niet meer terug te komen)
- Om + infinitief
- Omdat / doordat
- Om na graadaanduiding (mans genoeg -)
- Ondanks dat
- Opdat / zodat
- Peper en zout is / zijn aanwezig
- Proberen van / om
- Telkens / telkens als
- Toen / als / wanneer (+ verleden tijd)
- Tweeduizend zes / tweeduizend en zes
- Van zodra / zodra
- Voor / tot / als gevolg hebben
- Vooraleer / alvorens / voordat / voor
- Wanneer / als (+ tegenwoordige of toekomende tijd)
- Wanneer nodig / wanneer dat nodig is
- Want geen zin
- Zoals bijvoorbeeld (dubbelop?)
- Zoals hem / hij
- Zo juist / zojuist, zo maar / zomaar
- Zolang / zo lang
- Zomin / zo min
- Zo veel / zoveel
- Zo veel als mogelijk / zo veel mogelijk
- Zover / zo ver
- Zowel … als … als … / zowel … als … en …