Komma voor ‘maar’ en ‘want’
Komma voor ‘maar’ en ‘want’
Vraag
Staat er een komma voor maar of want?
Antwoord
Voor de nevengeschikte voegwoorden maar en want komt meestal een komma, zeker bij lange zinnen. In korte zinnen kan de komma achterwege blijven.
Toelichting
Als de voegwoorden maar en want een nevengeschikte zin inleiden, is een komma in veel gevallen gewenst. Het leesteken verduidelijkt de structuur van de zin: het geeft de grens tussen de twee nevengeschikte zinnen aan. Bij het hardop (voor)lezen van de zin kan op die plaats een korte pauze komen.
(1) De trein had meteen bij vertrek al vertraging, maar haalde die uiteindelijk weer in.
(2) Ze besparen niet alleen op kleding en vervoer, maar ook in de supermarkt.
(3) Als je ouder wordt, slaap je ’s nachts korter, maar doe je graag overdag nog een dutje.
(4) Gebruik deze middelen niet te lang, want ze kunnen verslavend zijn.
(5) Je kan goed met haar lachen, want ze heeft een geweldig gevoel voor humor.
Als na want of maar slechts een of enkele woorden volgen, kan de komma achterwege blijven. Er valt dan geen korte pauze bij het hardop (voor)lezen en de structuur van de zin is duidelijk.
(6) Die kleuter is klein maar dapper.
(7) Noa heeft een fiets maar rijdt geen auto.
(8) Hyperventileren is geen aandoening maar een symptoom.
(9) Ze oogst bewondering want is briljant.
(10) De schilder baalt want het regent.
Zie ook
Komma voor en
Komma tussen hoofdzin en bijzin bij onderschikkende voegwoorden
Want geen zin
Naslagwerken
Leestekens (2016); Nieuwe leestekenwijzer (2019), p. 58; Tot in de puntjes (2022), p.49-51; Schrijfwijzer (2020), p. 466