Verwijzingsproblemen met voornaamwoorden van de derde persoon enkelvoud (algemeen)

Verwijzingsproblemen met voornaamwoorden van de derde persoon enkelvoud (algemeen)

Inleiding
Verwijzen naar de-woorden
a. Zaak- en diernamen
b. Persoonsaanduidingen
Verwijzen naar het-woorden
a. Zaaknamen
b. Diernamen
c. Persoonsaanduidingen

Inleiding[Top]

Bij het verwijzen naar zelfstandige naamwoorden treden er bij de keuze van de voornaamwoorden van de derde persoon enkelvoud soms problemen op. Vooral bij persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden wordt weleens getwijfeld aan de juiste vorm, maar ook de keuze van het betrekkelijk voornaamwoord is soms problematisch. De vorm van die voornaamwoorden wordt in principe bepaald door het woordgeslacht van het zelfstandig naamwoord, maar bij woorden die naar levende wezens verwijzen, gaat biologisch geslacht of gender vaak voor op het woordgeslacht.

Woordgeslacht (algemeen)

Verwijzen naar de-woorden[Top]

Sommige de-woorden zijn grammaticaal mannelijk, bijvoorbeeld: boom, film, man, optocht, strijd, trap, vader. Andere zijn grammaticaal vrouwelijk: dochter, gemeenschap, informatie, organisatie, regering, vrouw. In naslagwerken krijgen dergelijke woorden de vermelding ‘m’ (mannelijk) of ‘v’ (vrouwelijk).

Een groot aantal de-woorden is grammaticaal zowel mannelijk als vrouwelijk: tafel, fles, kat, muis, soep, taal, vaas, vlag. In naslagwerken krijgen zulke woorden doorgaans de vermelding ‘m’ en ‘v’. Soms wordt alleen vermeld dat het de-woorden zijn, zonder verdere specificatie.

Veel de-woorden die personen aanduiden, worden in de praktijk voor zowel mannen, vrouwen als non-binaire personen gebruikt. Voorbeelden zijn arts, beklaagde, blinde, getuige, leerkracht, ouder, persoon, verpleegkundige. Sommige van die woorden, bijvoorbeeld arts, zijn van oorsprong mannelijk. In sommige naslagwerken worden zulke woorden aangeduid met ‘m’; in andere naslagwerken met ‘m/v/x’ of ‘m/v’. Andere woorden, bijvoorbeeld getuige, zijn grammaticaal zowel mannelijk als vrouwelijk. Ze worden in sommige naslagwerken aangeduid met ‘m/v’ en in sommige weer met ‘m/v/x’. ‘M/v/x’ is geen aanduiding van het woordgeslacht, maar van het gender van de persoon die met het woord aangeduid wordt. De afkorting ‘x’ verwijst naar het non-binaire gender. Er zijn ook naslagwerken die geen woordgeslacht vermelden bij persoonsnamen die voor alle mensen, ongeacht hun gender, gebruikt worden. Woordgeslacht is in zulke gevallen niet relevant, omdat de voornaamwoorden bepaald worden door het gender van de persoon die met het zelfstandig naamwoord aangeduid wordt.

De volgende tabellen bevatten een overzicht van de persoonlijke, bezittelijke, betrekkelijke en aanwijzende voornaamwoorden voor enkelvoudige de-woorden van de derde persoon. Vormen die cursief staan, zijn relatief nieuwe toepassingen die nog niet (helemaal) zijn ingeburgerd. Over het verwijzen naar een non-binaire persoon, naar personen van wie het gender niet bekend is en ook naar personen in het algemeen is geen overeenstemming. Dit is een proces dat in ontwikkeling is. Op dit moment lijken die en enkelvoudig hen het meest kansrijk, eventueel uitgebreid met diegene, met als bezitsvormen diens en enkelvoudig hun.

enkelvoudig de-woord die (grammaticaal mannelijk) persoon dier zaak
voorbeeld de man de haan de stoel
persoonlijk voornaamwoord, onderwerpsvorm hij staat in de weg hij loopt snel weg hij staat in de weg
persoonlijk voornaamwoord, niet-onderwerpsvorm ik zie hem niet ik zie hem niet ik zie hem niet
bezittelijk voornaamwoord zijn auto zijn veren zijn leuning
betrekkelijk voornaamwoord die je niet kent die je niet ziet die je niet ziet
aanwijzend voornaamwoord die staat daar diens auto (formeel) die loopt daar die staat daar

 

enkelvoudig de-woord (grammaticaal vrouwelijk) persoon dier zaak
voorbeeld de vrouw de merrie de organisatie
persoonlijk voornaamwoord, onderwerpsvorm zij/ze staat in de weg ze loopt in de wei ze bestaat al jaren
persoonlijk voornaamwoord, niet-onderwerpsvorm ik zie haar niet

ik zie ze niet (in het zuiden van het taalgebied)

ik zie haar niet

ik zie ze niet (in het zuiden van het taalgebied)

ik ken haar niet

ik ken ze niet (in het zuiden van het taalgebied)

bezittelijk voornaamwoord haar auto haar veulen haar werknemers
betrekkelijk voornaamwoord die je niet kent die je niet ziet die je niet kent
aanwijzend voornaamwoord die staat daar

dier auto (archaïsch)

die loopt daar die is daar gevestigd

 

enkelvoudig de-woord (grammaticaal mannelijk en vrouwelijk) persoon dier zaak
voorbeeld de leerkracht de kat de kast
persoonlijk voornaamwoord, onderwerpsvorm hij staat in de weg (man)

zij/ze staat in de weg (vrouw)

hen staat in de weg (non-binair persoon)

hij heeft een muis gevangen (in het noorden van het taalgebied)

ze heeft een muis gevangen (in het zuiden van het taalgebied)

hij staat naast het raam (in het noorden van het taalgebied)

ze staat naast het raam (in het zuiden van het taalgebied)

persoonlijk voornaamwoord, niet-onderwerpsvorm ik zie hem niet (man)

ik zie haar niet (vrouw)

ik zie ze niet (in het zuiden van het taalgebied) (vrouw)

ik zie hen niet (non-binair persoon)

ik zie hem niet (in het noorden van het taalgebied)

ik zie ze niet (in het zuiden van het taalgebied)

ik zie haar niet (vooral in het zuiden van het taalgebied)

ik zie hem niet (in het noorden van het taalgebied)

ik zie ze niet (in het zuiden van het taalgebied)

ik zie haar niet (vooral in het zuiden van het taalgebied)

bezittelijk voornaamwoord zijn auto (man)

haar auto (vrouw)

hun auto (alle genders)

zijn prooi (in het noorden van het taalgebied)

haar prooi (in het zuiden van het taalgebied)

zijn deuren (in het noorden van het taalgebied)

haar deuren (in het zuiden van het taalgebied)

betrekkelijk voornaamwoord die je niet kent die je niet ziet die je niet ziet
aanwijzend voornaamwoord die staat daar (alle genders)

ik ken die niet (alle genders)

diens auto (man) (formeel)

dier auto (vrouw) (archaïsch)

diens auto (alle genders)

die loopt daar die staat daar

a. Zaak- en diernamenTop

Sommige de-woorden die zaken of dieren aanduiden, zijn altijd grammaticaal mannelijk, bijvoorbeeld: boom, film, optocht, strijd, trap, kater, stier. We gebruiken mannelijke voornaamwoorden om ernaar te verwijzen. Andere zijn altijd grammaticaal vrouwelijk: gemeenschap, informatie, organisatie, regering, ooi, zeug. We verwijzen ernaar met vrouwelijke voornaamwoorden.

(1) Volgende week wordt de eerste film van Hitchcock weer uitgezonden. Ik heb hem nog niet gezien.

(2) De regering heeft vorige week haar beleidsprioriteiten voorgesteld.

Andere de-woorden die zaken of dieren aanduiden, kunnen zowel mannelijk als vrouwelijk gebruikt worden, bijvoorbeeld: tafel, fles, kat, muis, soep, taal, vaas, vlag. In het noorden van het taalgebied (Nederland) worden die woorden meestal als mannelijk beschouwd. Taalgebruikers daar gebruiken er de mannelijke voornaamwoorden hij, hem en zijn voor. Bij diernamen speelt naast het woordgeslacht soms ook het biologisch geslacht een rol. Alleen als men zich duidelijk bewust is van het vrouwelijk biologisch geslacht van het dier dat met het de-woord wordt aangeduid, of dat biologisch geslacht expliciet wil aangeven, wordt wel meestal een vrouwelijk voornaamwoord gebruikt (zie voorbeeld (6a)).

(3a) Zie je die tafel? Je moet hem aan de kant zetten, want zijn poten zijn niet stevig. (in het noorden van het taalgebied)

(4a) Waar is de vaas? Hij staat niet in de keuken. (in het noorden van het taalgebied)

(5a) Waar is je kat? Ik heb hem nog niet geaaid. (in het noorden van het taalgebied)

(6a) Daar ligt de kat. Ze heeft gisteren gejongd. (in het hele taalgebied)

In het zuiden (in België en delen van Nederland) beschouwen taalgebruikers dergelijke de-woorden meestal als vrouwelijk. Ze gebruiken de vrouwelijke voornaamwoorden ze en haar. Maar als het duidelijk om een mannelijk dier gaat, wordt wel meestal een mannelijk voornaamwoord gebruikt (zie voorbeeld (6b)).

(3b) Zie je die tafel? Je moet ze / haar aan de kant zetten, want de poten zijn niet stevig. (in het zuiden van het taalgebied)

(4b) Waar is de vaas? Ze staat niet in de keuken. (in het zuiden van het taalgebied)

(5b) Waar is je kat? Ik heb haar / ze nog niet geaaid (in het zuiden van het taalgebied)

(6b) Daar is onze kat. Hij is gisteren gecastreerd. (in het hele taalgebied)

Haar / ze / hem (de kaars, ik heb – uitgeblazen)
Zijn / haar (de stad en – inwoners)
Zijn / haar (de muis heeft – staart bezeerd)

Bij vrouwelijke woorden is er ook geografische variatie in de keuze voor de niet-onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord. Voor vrouwelijke zaak- en diernamen wordt in het zuiden over het algemeen ze gebruikt, maar ook haar is gangbaar, vooral bij dieren. In het noorden van het taalgebied is ze als niet-onderwerpsvorm weinig gebruikelijk. Haar wordt in het noorden weleens gebruikt voor vrouwelijke dieren, maar hoofdzakelijk in formele taal. Voor zaaknamen komt haar ook alleen voor in formele taal.

(7a) Heeft de kat al gejongd? Ik heb ze al een paar dagen niet gezien. (in het zuiden van het taalgebied)

(7b) Heeft de kat al gejongd? Ik heb haar al een paar dagen niet gezien. (in het hele taalgebied)

(8a) Wat vond je van die uitzending gisteren? Ik heb ze niet gezien. (in het zuiden van het taalgebied)

(8b) Wat vond je van die uitzending gisteren? Ik heb haar niet gezien. (in het hele taalgebied, formeel)

(9a) Als de gemeente de vergunning intrekt, zal de aannemer ze opnieuw moeten aanvragen. (in het zuiden van het taalgebied)

(9b) Als de gemeente de vergunning intrekt, zal de aannemer haar opnieuw moeten aanvragen. (in het hele taalgebied, formeel)

In het noorden wordt, zeker in spreektaal en in informele schrijftaal, ook hem gebruikt om naar vrouwelijke voorwerpsnamen en diernamen te verwijzen. Maar voor heel wat taalgebruikers in het noorden is dat gebruik toch niet aanvaardbaar in formele schrijftaal. Het is daarom onduidelijk of hem voor vrouwelijke zaak- en diernamen in het noorden als correct kan worden beschouwd in formelere contexten (zie voorbeeld (9c)).

(7c) Heeft de kat al gejongd? Ik heb hem al een paar dagen niet gezien. (in het noorden van het taalgebied, informeel)

(8c) Wat vond je van die uitzending gisteren? Ik heb hem niet gezien. (in het noorden van het taalgebied)

(9c) Als de gemeente de vergunning intrekt, zal de aannemer hem opnieuw moeten aanvragen. (in het noorden van het taalgebied, status onduidelijk)

Om het verwijzingsprobleem te omzeilen wordt in geschreven taal vaak een andere formulering gekozen, bijvoorbeeld een verwijzing met die of deze.

(8d) Wat vond je van die uitzending gisteren? Die heb ik niet gezien.

Hem / ze / haar (de bibliotheek, hij heeft – geopend)

b. PersoonsaanduidingenTop

Sommige grammaticaal mannelijke persoonsaanduidingen (bijvoorbeeld politieman, prins, zoon) en vrijwel alle grammaticaal vrouwelijke persoonsaanduidingen (bijvoorbeeld dochter, politievrouw, prinses) worden alleen gebruikt voor mannen respectievelijk vrouwen. We verwijzen ernaar met mannelijke, respectievelijk vrouwelijke voornaamwoorden.

(10) Waar is je zoon? Hij is op kamp in Frankrijk.

(11) Die schrijfster heeft vorige week haar nieuwe boek voorgesteld.

Bij vrouwelijke woorden is er geografische variatie in de keuze voor de niet-onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord. In het hele taalgebied gebruikt men haar; in het zuiden van het taalgebied daarnaast ook ze.

(12a) Waar is je zus? Ik heb haar al een paar dagen niet gezien.

(12b) Waar is je zus? Ik heb ze al een paar dagen niet gezien. (in het zuiden van het taalgebied)

Veel de-woorden die personen aanduiden worden voor zowel mannen, vrouwen als non-binaire personen gebruikt, bijvoorbeeld getuige, klant, leerkracht, minister. Sommige van die woorden zijn grammaticaal mannelijk, andere zijn grammaticaal zowel mannelijk als vrouwelijk. In zulke gevallen wordt de voornaamwoordkeuze bepaald door het gender van de persoon in kwestie, en niet door het woordgeslacht. Om naar mannen te verwijzen, worden de voornaamwoorden hij, hem en zijn gebruikt. Om naar vrouwen te verwijzen, worden de voornaamwoorden ze/zij en haar gebruikt.

(13a) De getuige vertelde dat hij vlak bij zijn huis een verdachte persoon had opgemerkt.

(13b) De getuige vertelde dat ze vlak bij haar huis een verdachte persoon had opgemerkt.

Over het verwijzen naar een non-binaire persoon is geen overeenstemming. Dit is een proces dat in ontwikkeling is. Op dit moment lijken die en enkelvoudig hen het meest kansrijk, eventueel uitgebreid met diegene, met als bezitsvormen diens en enkelvoudig hun.

(14a) De getuige vertelde dat die vlak bij diens huis een verdachte persoon had opgemerkt.

(14b) De getuige vertelde dat hen vlak bij hun huis een verdacht persoon had opgemerkt.

Die heeft als voordeel dat het al als verwijswoord voor personen gebruikt wordt. Diens sluit qua vorm goed aan bij die, maar is van oorsprong wel mannelijk. Daardoor kan het als mannelijk in plaats van non-binair worden geïnterpreteerd. Bovendien kan diens wat formeel overkomen.

Een nadeel van hen is dat het nooit in gebruik is geweest als onderwerpsvorm van een zin, zeker niet voor één persoon. Daarom ervaren veel mensen hen als enkelvoudig onderwerp, zoals in (14b), als ongebruikelijk of zelfs ongrammaticaal. Een ander nadeel is dat hen soms opgevat zal kunnen worden als een woord dat op een groep personen slaat, zoals in De getuige zei trots dat de krant hen wilde interviewen. Hetzelfde geldt voor het bezittelijk voornaamwoord hun: dat verwijst van oudsher standaard naar woorden of woordgroepen die een groep van twee of meer mensen aanduiden en kan daardoor als ongrammaticaal worden ervaren of verkeerd worden geïnterpreteerd.

Als het gender niet duidelijk is of er niet toe doet, wordt vaak met mannelijke voornaamwoorden verwezen, zoals in (15a). Het nadeel van dat generieke gebruik van de mannelijke vorm is dat de zin dan in eerste instantie een mannelijk beeld kan oproepen, waardoor minder aan andere genders wordt gedacht. Om dat te vermijden, kan de zin anders worden geformuleerd, bijvoorbeeld met een meervoudsvorm, zoals in (15b).

(15a) Een alleenstaande heeft de pech dat hij zich vaak blauw betaalt aan huisvesting.

(15b) Alleenstaanden hebben de pech dat ze zich vaak blauw betalen aan huisvesting.

Daarnaast kan het aanwijzend voornaamwoord die worden gebruikt, dat naar alle genders kan verwijzen. Ook deze is bruikbaar, maar dat is nadrukkelijker en typisch voor geschreven taal. In Nederland is het in teksten gewoner om met deze te verwijzen dan in België.

(15c) Een alleenstaande heeft de pech dat die zich vaak blauw betaalt aan huisvesting.

(16) De minister kan, als deze dat nodig acht, het advies inwinnen van de Nationale Arbeidsraad.

Het is nog onduidelijk welk woord in zulke gevallen gebruikt kan worden om een bezitsrelatie uit te drukken. Een mogelijkheid is om gebruik te maken van diens of enkelvoudig hun. Het nadeel van die woorden is dat diens van oorsprong naar mannen verwijst en hun naar meerdere personen. Diens kan bovendien wat formeel overkomen.

Diens / zijn
Haar / zijn (wie heeft – huiswerk niet gemaakt?)
Hij / zij / die (een leerling)
Ze / haar (verwijzing naar personen)

Dit / dat, deze / die (algemeen)
Taal en gender: verwijswoorden voor vrouwen, mannen en non-binaire personen (algemeen) 

Verwijzen naar het-woorden[Top]

Het-woorden zijn grammaticaal onzijdige woorden. De volgende tabel bevat een overzicht van de persoonlijke, bezittelijke, betrekkelijke en aanwijzende voornaamwoorden die naar enkelvoudige het-woorden van de derde persoon kunnen verwijzen. Vormen die cursief staan, zijn relatief nieuwe toepassingen die nog niet (helemaal) zijn ingeburgerd. Over het verwijzen naar een non-binaire persoon, naar personen van wie het gender niet bekend is en ook naar personen in het algemeen is geen overeenstemming. Dit is een proces dat in ontwikkeling is. Op dit moment lijken die en enkelvoudig hen het meest kansrijk, eventueel uitgebreid met diegene, met als bezitsvormen diens en enkelvoudig hun.

enkelvoudig het-woord (onzijdig) persoon dier zaak
voorbeeld het personeelslid het paard het bedrijf
persoonlijk voornaamwoord, onderwerpsvorm hij werkt (man)

zij/ze werkt (vrouw)

hen werkt (non-binair persoon)

het werkt (alle genders)

het hinnikt

hij hinnikt

ze hinnikt

het is failliet
persoonlijk voornaamwoord,
niet-onderwerpsvorm
ik ken hem niet (man)

ik ken haar niet (vrouw)

ik ken ze niet (in het zuiden van het taalgebied) (vrouw)

ik ken hen niet (non-binair persoon)

ik ken het niet (alle genders)

ik zie het niet

ik zie hem niet

ik zie haar niet

ik zie ze niet (in het zuiden van het taalgebied)

ik ken het niet
bezittelijk voornaamwoord zijn rechten (man)

haar rechten (vrouw)

hun rechten (alle genders)

zijn weide

haar weide

zijn werknemers
betrekkelijk voornaamwoord dat hier pas werkt

die hier pas werkt (bij uitbreidende bijvoeglijke bijzinnen)

dat je niet kent dat je niet kent
aanwijzend voornaamwoord dat werkt daar (alle genders)

die werkt daar (alle genders)

ik zie dat niet (alle genders)

ik zie die niet (alle genders)

diens rechten (man) (formeel)

dier rechten (vrouw) (archaïsch)

diens rechten (alle genders)

dat loopt daar

die loopt daar

dat staat daar

 

a. ZaaknamenTop

In de regel gebruiken we het persoonlijk voornaamwoord het om naar enkelvoudige het-woorden voor zaaknamen te verwijzen.

(17) Dat ons bedrijf succesvol is, blijkt uit het feit dat het nog steeds groeit.

(18) Had jij al van dat advocatenkantoor gehoord? Ik kende het niet.

In een beklemtoonde positie is het niet mogelijk. We kunnen dan het aanwijzend voornaamwoord dat gebruiken. Naar verzamelnamen zoals bestuur, panel, publiek wordt – vooral in informele spreektaal – verwezen met de meervoudige woorden ze, zij, hen en hun, waardoor we de nadruk leggen op de individuele leden van de groep. In verzorgde schrijftaal heeft een enkelvoudige verwijzing wel de voorkeur.

(19a) Een belangrijke rol is weggelegd voor het bestuur. Alleen het bepaalt de moeilijkheidsgraad van de examens. (fout)

(19b) Een belangrijke rol is weggelegd voor het bestuur. Alleen dat bepaalt de moeilijkheidsgraad van de examens.

(19c) Een belangrijke rol is weggelegd voor het bestuur. Alleen zij bepalen de moeilijkheidsgraad. (informeel, spreektaal)

Ook na voorzetsels (zoals van, op, over) is het niet mogelijk. Soms kunnen we een voornaamwoordelijk bijwoord (zoals ervan, daarover, hiermee) gebruiken. Als dat niet mogelijk is, kunnen we een omschrijving gebruiken. Vaak kan ook met de meervoudige voornaamwoorden hen en hun verwezen worden, zeker in informele spreektaal.

(20a) Het alibi klopte met de details die over het verteld waren. (fout)

(20b) Het alibi klopte met de details die erover verteld waren.

(20c) Het alibi klopte met de details die de dader verteld had.

(21a) Ik dank het gemeentebestuur. Zonder het had dit niet kunnen lukken. (fout)

(21b) Ik dank het gemeentebestuur. Zonder die instantie had dit niet kunnen lukken.

(21c) Ik dank het gemeentebestuur. Zonder hen had dit niet kunnen lukken. (informeel, spreektaal)

Het is ook niet mogelijk als het de functie heeft van meewerkend voorwerp  (aan het) en niet naar een persoon verwijst. In zo’n geval kunnen we soms het voornaamwoordelijk bijwoord eraan gebruiken, maar vaak is het beter om de zin zo te herschrijven dat het geen meewerkend voorwerp meer is.

(22a) Het publiek reageerde niet op de vraag die het was gesteld. (fout)

(22b) Het publiek reageerde niet op de vraag die het had gekregen.

(22c) Het publiek reageerde niet op de vraag die ze hadden gekregen. (informeel, spreektaal)

Landnamen (Italië, Nicaragua), gemeentenamen (Glasgow, Utrecht) en bedrijfsnamen zonder betekenisvol kernwoord (Pepsi, Sony) zijn ook het-woorden. We kunnen ze namelijk combineren met het lidwoord hethet Italië van Berlusconi, het hippe Glasgow, het wereldwijd bekende Pepsi. We gebruiken dus de voornaamwoorden het en zijn om ernaar te verwijzen.

(23) Kijk naar Italië. Het is alsof het een nieuw elan krijgt.

(24) Glasgow heeft heel veel te bieden. Het wordt de laatste jaren dan ook steeds populairder bij toeristen.

(25) Pepsi heeft zijn winst dit jaar verdubbeld. Het maakte dus een grote vooruitgang.

Haar / zijn (Pepsi heeft – winst verdubbeld)
Haar / zijn (Venetië en – gondels)

Sommige taalgebruikers verwijzen naar onzijdige verzamelnamen met het vrouwelijke bezittelijk voornaamwoord haar. Hoewel zulke verwijzingen veel voorkomen, worden ze niet algemeen als correct beschouwd.

(26a) Het bestuur heeft haar conclusies getrokken. (status onduidelijk)

(26b) Het bestuur heeft zijn conclusies getrokken.

Haar / zijn (het bestuur heeft – goedkeuring uitgesproken)

b. DiernamenTop

Naar onzijdige diernamen (paard, schaap, varken) wordt verwezen met het en zijn, tenzij de spreker zich van het biologisch geslacht van het dier bewust is of dat expliciet wil aangeven. In dat geval kan ook met hij en zijn of met ze en haar worden verwezen.

(27) Zou het schaap ziek zijn? Het heeft zijn voedsel niet aangeraakt.

(28) Het paard en zijn / haar veulen stonden samen in de wei.

(29) Heb je het paard Black Beauty al gezien? Het / hij / ze staat in de stal.

c. PersoonsaanduidingenTop

Bij het-woorden die een persoon aanduiden, worden meestal mannelijke voornaamwoorden (hij, zijn) gebruikt om naar mannen te verwijzen en vrouwelijke voornaamwoorden (zij/ze en haar) om naar vrouwen te verwijzen. Soms is ook die (of deze) mogelijk. Het voornaamwoord het is grammaticaal gezien ook mogelijk, maar minder gebruikelijk om naar specifieke personen te verwijzen.

(30a) Het kind heeft haar pop vergeten. Ze zal nu wel verdrietig zijn.

(30b) Het kind heeft haar pop vergeten. Het zal nu wel verdrietig zijn.

(31) Het nieuwe Kamerlid heeft zijn baard afgeschoren. Zo ziet hij er een stuk beter uit.

(32a) Hij groette het schoolhoofd toen hij hem voorbijfietste.

(32b) Hij groette het schoolhoofd toen ze hem voorbijfietste.

(32c) Hij groette het schoolhoofd toen die / deze hem voorbijfietste.

(33a) Het meisje begon te lachen toen ze zijn verhaal hoorde.

(33b) Het meisje begon te lachen toen het zijn verhaal hoorde.

Voor de verwijzing naar een non-binaire persoon lijken die en enkelvoudig hen op dit moment het meest kansrijk, eventueel uitgebreid met diegene, met als bezitsvormen diens en enkelvoudig hun.

(34a) Het fotomodel kondigde aan dat die een punt zet achter diens carrière.

(34b) Het fotomodel kondigde aan dat hen een punt zet achter hun carrière.

Die heeft als voordeel dat het al als verwijswoord voor personen gebruikt wordt. Diens sluit qua vorm goed aan bij die, maar is van oorsprong wel mannelijk. Daardoor kan het als mannelijk in plaats van non-binair worden geïnterpreteerd. Bovendien kan diens wat formeel overkomen.

Een nadeel van hen is dat het nooit in gebruik is geweest als onderwerpsvorm van een zin, zeker niet voor één persoon. Daarom ervaren veel mensen hen als enkelvoudig onderwerp, zoals in (34b), als ongebruikelijk of zelfs ongrammaticaal. Een ander nadeel is dat hen soms opgevat zal kunnen worden als een woord dat op een groep personen slaat, zoals in Het fotomodel zei trots dat de krant hen wilde interviewen. Hetzelfde geldt voor het bezittelijk voornaamwoord hun: dat verwijst van oudsher standaard naar woorden of woordgroepen die een groep van twee of meer mensen aanduiden en kan daardoor als ongrammaticaal worden ervaren of verkeerd worden geïnterpreteerd.

Als niet-onderwerpsvorm gebruiken we voor het-woorden die personen aanduiden hem als het gaat om een man en haar als het gaat om een vrouw. Het, dat en die kunnen naar alle genders verwijzen.

(35a) Het schoolhoofd raakte gewond toen een hond hem aanviel.

(35b) Het schoolhoofd raakte gewond toen een hond haar aanviel.

(35c) Het schoolhoofd raakte gewond toen een hond het / dat / die aanviel.

In het zuiden van het taalgebied wordt voor vrouwelijke persoonsaanduidingen ook ze gebruikt (maar niet na een voorzetsel, zie (37a)).

(36a) Hij zag het meisje en gaf haar een snoepje.

(36b) Hij zag het meisje en gaf ze een snoepje. (in het zuiden van het taalgebied)

(37a) Zie je dat meisje? Op haar kun je rekenen.

In informeel taalgebruik worden ook voornaamwoordelijke bijwoorden gebruikt om naar personen te verwijzen.

(37b) Zie je dat meisje? Daar kun je op rekenen. (informeel)

Waarmee / met wie (de mensen – ik samenwerk)

Als het gender onbekend is of niet ter zake doet, kan het voornaamwoord het gebruikt worden. Ook die (of deze) zijn mogelijk. In zulke gevallen wordt ook vaak hij gebruikt, maar die vorm heeft als nadeel dat hij als mannelijk geïnterpreteerd kan worden.

(38a) Een personeelslid kan niet eisen dat een vergadering wordt verplaatst omdat het wil telewerken.

(38b) Een personeelslid kan niet eisen dat een vergadering wordt verplaatst omdat die wil telewerken.

Als bezittelijk voornaamwoord wordt bij het-woorden vaak het mannelijke voornaamwoord zijn gebruikt, zoals in (39a). Om een mannelijke interpretatie te vermijden, kan de zin anders worden geformuleerd, bijvoorbeeld met een meervoudsvorm, zoals in (39b).

(39a) Een personeelslid kan zijn leidinggevende toestemming vragen om tijdens de werkuren afwezig te zijn voor een medische consultatie.

(39b) Personeelsleden kunnen hun leidinggevende toestemming vragen om tijdens de werkuren afwezig te zijn voor een medische consultatie.

Soms wordt het betrekkelijk voornaamwoord die gebruikt om naar het-woorden te verwijzen. Bij persoonsaanduidingen (zoals meisje) is dat alleen correct in uitbreidende bijvoeglijke bijzinnen (zie (41a)).

(40a) Het meisje die daar staat, ken ik niet. (fout)

(40b) Het meisje dat daar staat, ken ik niet.

(41a) Zijn vriendinnetje, die ik net heb leren kennen, vindt mij wel aardig.

(41b) Zijn vriendinnetje, dat ik net heb leren kennen, vindt mij wel aardig.

Die / dat (eentje -)
Die / dat (het meisje -)
Die / dat (het boek -)

Zie ook

Taal en gender (algemeen)
Taal en gender: verwijswoorden voor vrouwen, mannen en non-binaire personen (algemeen)
Volle en gereduceerde vormen van persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden (algemeen)

Woordgeslacht (algemeen)

Hen, hun / ze (verwijzing naar personen)
Hen, hun / ze (verwijzing naar zaken)
Het / zij is de buurvrouw
Hij / zij / het (Koop groente, want – is gezond)

Naslagwerken

ANS (1997), p. 242-247 of online via de E-ANS online via de E-ANS; Geschiedenis van het Nederlands in de twintigste eeuw (1999); Schrijfwijzer (2020), p. 307-311; Taalboek Nederlands (2003), p. 113-116; 171-175, 178-180, 185-188

voornaamwoord,algemeen,grammatica,woordgeslacht


tao_generiek (K)
110
j
grammatica,verwijswoorden,voornaamwoord,woordgeslacht
Hoofdrubriek,Subrubriek,Woordsoort,Woord of woordcombinatie
Hoofdrubriek:grammatica;Subrubriek:verwijswoorden;Woord of woordcombinatie:woordgeslacht;Woordsoort:voornaamwoord
0000
13 March 2018