Hij / zij / het (Koop groente, want – is gezond)

Hij / zij / het (Koop groente, want – is gezond)

Vraag

Wat is juist: Koop groente, want hij is gezond, Koop groente, want zij is gezond of Koop groente, want het is gezond?

Antwoord

Juist is: Koop groente, want het is gezond.

Toelichting

De persoonlijke voornaamwoorden het, hij (en hem) en zij/ze (en haar) worden gebruikt om naar respectievelijk onzijdige, mannelijke  en vrouwelijke woorden te verwijzen.

(1) Waar is je boek? Het lag toch op tafel? Ik zag het net nog. (boek is onzijdig)

(2) Waar is die lepel? Hij lag toch in de keukenla? Ik zag hem net nog. (lepel is mannelijk)

(3) Waar is onze kip? Ze zat toch in het hok? Ik zag haar net nog. (kip is vrouwelijk)

Maar het kan in sommige gevallen ook naar mannelijke of vrouwelijke woorden (de-woorden) verwijzen.

(4) Kees trakteerde op eigengemaakte stroop. Het was erg lekker.

(5) Geef pindakaas het voetstuk dat het verdient.

(6) Niets is belangrijker dan vrijheid. Vier het iedere dag.

Dit soort verwijzing komt vaak voor bij soortnamen voor abstracte zaken (vrijheid) en stofnamen (stroop, pindakaas), als die zonder lidwoord of (bezittelijk of aanwijzend) voornaamwoord voorkomen. Wat deze zelfstandige naamwoorden met elkaar gemeen hebben, is dat ze niet-telbaar zijn.

Als niet-telbare stofnamen of abstracta wel met een lidwoord of voornaamwoord voorkomen, is zo’n verwijzing met het niet goed mogelijk. Het is dan beter om een persoonlijk of aanwijzend voornaamwoord te gebruiken dat past bij het woordgeslacht.

(7) Hoe kwam Kees aan die stroop? Had hij hem/die zelf gemaakt?

(8) Geef me de pindakaas eens. Ik wil hem/die ook proeven.

(9) We moeten strijden voor onze politieke vrijheid, ook als ze/die bedreigd wordt.

Zie ook

Woordgeslacht (algemeen)
Verwijzingsproblemen met voornaamwoorden van de derde persoon enkelvoud (algemeen)

Haar / ze / hem (de kaars, ik heb – uitgeblazen)
Haar / zijn (het bestuur heeft – goedkeuring uitgesproken)
Hem / ze / haar (de bibliotheek, hij heeft – geopend)
Het / zij is de buurvrouw
Zij / ze (verwijzing naar zaken)

Bronnen

Romijn, K. (1996). Hoe doen we het? Verwijzen naar linguïstische en cognitieve representaties met het voornaamwoord ‘het’. Amsterdam: Meertens Instituut.

Naslagwerken

ANS: Gebruik van het