Telwoord
Telwoord
Telwoord
- Aaneenschrijven van telwoorden (algemeen)
- Enkelvoudsvorm / meervoudsvorm bij hoeveelheidsaanduidende zelfstandige naamwoorden (algemeen)
- * * *
- 0,1 minuten / 0,1 minuut
- Alletwee / alle twee, alledrie / alle drie
- Beide / beiden (verwijzing naar een mens en een dier)
- Bij / tegen de twintigduizend kilometer
- De leukste twee foto’s / de twee leukste foto’s
- De meeste / het meeste indruk maken
- Drie keer meer … dan / drie keer zoveel … als
- Duizende / duizenden spelletjes
- Een iemand
- Een op drie / een op de drie
- Een tiental centimeters / een tiental centimeter
- Eén / een van de
- Eénoudergezin / eenoudergezin
- Grootste (tweede -, – op een na, (op) een na -)
- Half (twee maand en (een) half / twee en een halve maand)
- Half zes / halfzes
- Hectare / hectaren (enkelvoud of meervoud na telwoord?)
- Honderdste(n)
- Jaar / jaren (enkelvoud of meervoud na telwoord?)
- Maand / maanden (enkelvoud of meervoud na telwoord?)
- Meerdere / verschillende / verscheidene
- Met vieren / met ons gevieren / met vier / met z’n vieren / met ons vieren
- Tig (gevallen)
- Top-tien / toptien / top tien
- Twee derde van de studenten bleken / bleek
- Tweeduizend zes / tweeduizend en zes
- Veel / vele (- vragen)
- Vier eerste / eerste vier
- Vier op de tien werknemers is / zijn
- Zestiger jaren / de jaren zestig
- Zo’n zeven miljoen Japanners beoefent / beoefenen kendo
- Zo veel / zoveel