Vraag

Welke volgorde heeft de voorkeur: prof. dr. em., prof. em. dr. of em. prof. dr.?

Antwoord

De voorkeur gaat naar em. prof. dr.

Toelichting

Een gepensioneerd hoogleraar kan zich emeritus hoogleraar of emerita hoogleraar noemen. In België wordt vaak melding gemaakt van de status van emeritus of emerita; in Nederland gebeurt dat minder. Emeritus en emerita zijn in deze combinaties een bijvoeglijk naamwoord – daarom staat er geen koppelteken tussen emeritus/emerita en hoogleraar. Emeritus en emerita kunnen ook als zelfstandig naamwoord voorkomen: een emeritus, twee emeriti; een emerita, drie emeritae.

Emerita hoogleraar wordt gebruikt voor vrouwen; emeritus hoogleraar wordt gebruikt voor alle genders. Generiek gebruikte mannelijke benamingen als emeritus hoogleraar hebben als nadeel dat ze vaak in eerste instantie een mannelijk beeld oproepen.

Een hoogleraar voert de titel professor. De afkorting daarvan is prof. In bijvoorbeeld de adressering van een brief staat prof. altijd voor andere academische titels als dr., mr. en ir.

Emeritus en emerita kunnen afgekort worden tot em. In combinatie met prof. en dr. kan em. het best vooraan staan (em. prof. dr.), omdat emeritus/emerita een aanduiding is die extra informatie geeft over de status van een hoogleraar en niet op de academische titel doctor slaat (die immers ook na de pensionering blijft bestaan). Die volgorde is bovendien parallel met de volledige aanduiding emeritus/emerita hoogleraar. Vergelijkbare voorbeelden zijn emeritus/emerita procureur-generaal, emerita predikante, emeritus Kamervoorzitter, emerita Kamervoorzitster.

Zie ook

Taal en gender: brieven en e-mails (algemeen)
Titels en titulatuur in België (algemeen)
Titels en titulatuur in Nederland (algemeen)
Vermelding titels en graden hoger en wetenschappelijk onderwijs (Nederland
Volgorde titels en graden hoger en wetenschappelijk onderwijs (Nederland)

Adressering aan samenwonenden, koppels en gezinnen
Dr, ir, mr / dr., ir., mr.
Mevrouw dr. A. Verschoor / dr. A. Verschoor
Prof.( )dr.

Naslagwerken

Nederlandse titulatuur (2016), p. 130 en 183