Maar aan het begin van de zin
Maar aan het begin van de zin
Vraag
Mag een zin met het voegwoord maar beginnen, zoals in Maar ze kwam verrassend sterk terug na de regenpauze?
Antwoord
Ja, een zin mag met maar beginnen. Wel is deze stijl minder geschikt voor zakelijke schrijftaal.
Toelichting
Volgens een oude schoolregel mag een zin nooit beginnen met maar. In de praktijk ligt dit genuanceerder.
Het nevenschikkende voegwoord maar verbindt gewoonlijk een hoofdzin met een voorafgaande hoofdzin. De twee zinnen kunnen dan één samengestelde zin vormen, maar dat hoeft niet. Het tweede deel kan ook als losse zin worden weergegeven, bijvoorbeeld om de eerste zin duidelijk als zelfstandige zin te presenteren of het alternatief met maar meer nadruk te geven. Wel is deze stijl informeel en minder geschikt voor zakelijke teksten.
(1a) Ik zou graag willen gaan fietsen, maar mijn fiets is kapot.
(1b) Ik zou graag willen fietsen. Maar mijn fiets is kapot.
Daarnaast kan een afzonderlijke zin ingeleid door maar een tegenstelling uitdrukken met meer dan één voorafgaande zin.
(2) Hij probeerde verschillende Chinese financiers te vinden. Zelfs bij enkele overheden heeft hij aangeklopt om geld. Maar al zijn pogingen bleken vergeefs.
In een gesprekssituatie kan een afzonderlijke zin ingeleid door maar ook een tegenstelling uitdrukken met iets wat iemand anders zegt of doet.
(3) Maar had u als verantwoordelijk minister niet eerder moeten ingrijpen?
(4) Maar je zult je nu zo langzamerhand wel afvragen waar ik met mijn betoog heen wil.
(5) – ‘Pietje! Niet je zusje slaan!’ – ‘Maar mama, zij begon!’
Zie ook
Echter aan het begin van de zin
En aan het begin van de zin
Maar en echter in één zin
Of aan het begin van de zin
Omdat aan het begin van de zin
Want aan het begin van de zin
Naslagwerken
ANS (1997), p. 1541 of online via de E-ANS online via de E-ANS; Stijlwijzer (1996), p. 198; De taalgids (1999), p. 241-242
tao_adv (C)
1577
j
Woord of woordcombinatie,Subrubriek,Woordsoort,Hoofdrubriek
16 March 2012
10 July 2014