Die / dat (geen haar op mijn hoofd – daaraan denkt)

Die / dat (geen haar op mijn hoofd – daaraan denkt)

Vraag

Zeg je die of dat in de zin Er is geen haar op mijn hoofd die/dat daaraan denkt?

Antwoord

Zowel die als dat is correct in deze zin. Er is geen haar op mijn hoofd dat daaraan denkt wordt vooral gebruikt in België; Er is geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt komt vooral voor in Nederland.

Toelichting

In de regel verwijst het betrekkelijk voornaamwoord die naar de-woorden en dat naar het-woorden: de man die daar staat, de trein die vertrekt, het boek dat ik lees, het bedrag dat je betaalt enzovoort.

Oorspronkelijk was haar een het-woord, zowel in de algemene betekenis ‘haardos’ als in de betekenis ‘elke afzonderlijke haarvezel’. In de betekenis ‘haardos’ is haar nog steeds een het-woord. We verwijzen ernaar met dat.

(1) Deze shampoo beschermt haar dat vaak blootgesteld wordt aan zon en chloor.

(2) Naar verluidt is olijfolie goed voor haar dat van nature droog is.

In de betekenis ‘elke afzonderlijke haarvezel’ kan haar tegenwoordig zowel een het-woord als een de-woord zijn. Zowel die als dat is dus mogelijk om ernaar te verwijzen. In Nederland wordt die het vaakst gebruikt, en in België is dat het gewoonst.

(3a) Paul heeft één grijze haar die altijd terugkomt.

(3b) Paul heeft één grijs haar dat altijd terugkomt.

In de uitdrukking geen haar op mijn hoofd die/dat daaraan denkt heeft haar de betekenis ‘afzonderlijke haarvezel’. In die combinatie kan haar dus zowel een het-woord als een de-woord zijn. De voornaamwoorden die en dat zijn allebei correct, maar er is een regionaal gebruiksverschil. Geen haar op mijn hoofd dat daaraan denkt wordt vooral gebruikt in België; geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt komt het vaakst voor in Nederland.

(4a) Er is geen haar op mijn hoofd die eraan denkt om Frans uit te nodigen!

(4b) Er is geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om Frans uit te nodigen!

Ook de aanwijzende voornaamwoorden voor de-woorden (die, deze) en het-woorden (dat, dit) kunnen allebei gebruikt worden om te verwijzen naar haar in de betekenis ‘één enkele haar’.

(5a) Er zit een haar in de soep. Haal die er eens uit.

(5b) Er zit een haar in de soep. Haal dat er eens uit.

(6a) Ze vond een vreemde haar op de achterbank en vroeg: ‘Van wie is deze haar?’

(6b) Ze vond een vreemd haar op de achterbank en vroeg: ‘Van wie is dit haar?’

Zie ook

Woordgeslacht (algemeen)

Deze keer / dit keer, deze maal / ditmaal
Die / dat (de maanden – je afwezig was)
Die / dat (eentje -)
Die / dat (elke onderwijsinstelling of bedrijf -)
Die / dat (het boek -)
Die / dat (het meisje -)
Haren / haar

Naslagwerken

Grote Van Dale (2005); Van Dale Hedendaags Nederlands (2006); Verschueren (1996); Koenen (2006); Kramers (2000); Woordenboek Correct Taalgebruik (2004), p. 107; Geschiedenis van het Nederlands in de twintigste eeuw (1999), p. 228; Woordenlijst (2005); WNT

voornaamwoord,grammatica,woordgeslacht



tao_adv (C)
1451
j
grammatica,verwijswoorden,voornaamwoord,woordgeslacht
Hoofdrubriek,Subrubriek,Woordsoort,Woord of woordcombinatie
Hoofdrubriek:grammatica;Subrubriek:verwijswoorden;Woord of woordcombinatie:woordgeslacht;Woordsoort:voornaamwoord
22 January 2010
23 March 2015