Schrok af / schrikte af
Schrok af / schrikte af
Vraag
Zegt men: Het schrok me af of Het schrikte me af?
Antwoord
Correct is: Het schrikte me af.
Toelichting
Het onovergankelijke schrikken is een sterk werkwoord: de verledentijdsvorm is schrok, het voltooid deelwoord is geschrokken. Schrikken komt echter ook in een bepaalde betekenis in overgankelijk gebruik voor en heeft dan een zwakke vervoeging: ze schrikte de eieren onder koud water (gewoner is ze deed de eieren onder koud water schrikken).
Dit onderscheid gaat ook op voor de werkwoorden die van schrikken zijn afgeleid. Afschrikken is overgankelijk en kent alleen een regelmatige (zwakke) vervoeging: het schrikte me af, zij werden daardoor afgeschrikt. Verschrikken kan evenwel net als schrikken zowel overgankelijk als onovergankelijk zijn. In het laatste geval heeft het werkwoord een sterke vervoeging: hij (ver)schrok van dat bericht. Als verschrikken net als afschrikken overgankelijk is, wordt het zwak vervoegd: die verschijning verschrikte hem.
Zie ook
Werkwoorden met een zwakke en een sterke vervoeging (algemeen)
Ervaren: ervaarde / ervoer
Klagen: kloeg / klaagde
Meten: meette / mat
Ondervragen: ondervraagde / ondervroeg
Schrik hebben / bang zijn
Uitgeplozen / uitgepluisd
Varen: vaarde / voer
Verrekken: verrokken / verrekt
Willen: wilde / wou, wilden / wou(d)en
Zegden / zeiden
Zweren: zwoor / zwoer / zweerde
Naslagwerken
ANS (1997), p. 90 of online via de E-ANS online via de E-ANS; Taalbaak 68.5; Grote Van Dale (2005); Prisma Stijlboek (1993), p. 226
tao_adv (C)
733
j
Woord of woordcombinatie,Subrubriek,Woordvorm,Woordsoort,Hoofdrubriek
01 January 2004
27 April 2020