Zegden / zeiden
Zegden / zeiden
Vraag
Wat is correct: zij zegden of zij zeiden?
Antwoord
Zij zeiden is in de standaardtaal in het hele taalgebied de meest gebruikelijke vorm. Zegden is standaardtaal in België, maar het komt ook daar veel minder frequent voor dan zeiden. Het is bovendien formeler en schrijftaliger dan zeiden.
Toelichting
De meest gebruikelijke vorm van het werkwoord zeggen in de verleden tijd is in de standaardtaal in het hele taalgebied zei(den). Daarnaast komt in de standaardtaal in België ook de vorm zegde(n) voor, al wordt die vorm er veel minder gebruikt. Voor veel Nederlanders klinkt zegde(n) verouderd.
Zegde is wel standaardtaal in het hele taalgebied in sommige samenstellingen, zoals toezeggen en afzeggen: Hij zegde toe (naast: Hij zei toe) en Hij zegde af (naast: Hij zei af).
Zie ook
Werkwoorden met een zwakke en een sterke vervoeging (algemeen)
Ervaren: ervaarde / ervoer
Klagen: kloeg / klaagde
Meten: meette / mat
Ondervragen: ondervraagde / ondervroeg
Schrok af / schrikte af
Uitgeplozen / uitgepluisd
Varen: vaarde / voer
Verrekken: verrokken / verrekt
Willen: wilde / wou, wilden / wou(d)en
Zweren: zwoor / zwoer / zweerde
Naslagwerken
Grote Van Dale (2005); Van Dale Hedendaags Nederlands (2006); Verschueren (1996); Koenen (2006); Kramers (2000) ; ANS (1997), p. 86 of online via de E-ANS online via de E-ANS; Woordenboek correct taalgebruik (2004), p. 325; Correct Taalgebruik (2006), p. 318
tao_adv (C)
931
j
Woord of woordcombinatie,Hoofdrubriek,Woordvorm,Woordsoort
01 January 2004
27 April 2020