Transgenderpersoon / transgender persoon, transpersoon / trans persoon
Transgenderpersoon / transgender persoon, transpersoon / trans persoon
Vraag
Schrijf je combinaties met transgender als één woord of als twee: transgendervrouw, transgenderman, transgenderpersoon of transgender vrouw, transgender man, transgender persoon? En hoe zit het met combinaties met trans in diezelfde betekenis?
Antwoord
Beide schrijfwijzen zijn taalkundig correct. De schrijfwijze in twee woorden heeft als voordeel dat trans en transgender gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord. Trans / transgender drukt dan een van de vele kenmerken van personen uit, zonder dat die persoon tot dat kenmerk wordt gereduceerd.
Toelichting
Transgender en de verkorting trans hebben betrekking op iemand van wie de genderidentiteit (het gender waarmee die persoon zich identificeert) verschilt van het geboortegeslacht. Het is aan te bevelen om deze termen alleen te gebruiken als dat in de context relevant is.
De woorden transgender en trans zijn leenwoorden uit het Engels; taalkundig gezien zijn ze zowel een zelfstandig naamwoord als een bijvoeglijk naamwoord. Het nadeel van zelfstandige naamwoorden als een transgender of een trans is dat ze personen lijken te reduceren tot één kenmerk, namelijk transgender zijn. Wie dat wil vermijden, kan woorden als transgender en trans het best gebruiken als bijvoeglijk naamwoord en daarom los schrijven van de bijbehorende persoonsaanduiding, bijvoorbeeld transgender vrouw en trans personen. Zo’n bijvoeglijk naamwoord duidt dan een van de (vele) kenmerken aan van de persoon over wie het gaat.
(1) Xavi is een transgender vrouw / een trans vrouw.
(2) Bij ons werken een paar transgender collega’s / trans collega’s.
(3) Ivax is een transgender man / een trans man.
Het is weinig gebruikelijk om de woorden transgender of trans te verbuigen: vormen als een transgendere vrouw en transe collega’s komen (nog) niet veel voor.
Als het niet gaat om een eigenschap van een persoon, worden combinaties met transgender en trans altijd aan elkaar geschreven, bijvoorbeeld transgenderrechten of de transwet. In dergelijke gevallen zijn niet de rechten of de wet zélf transgender of trans, maar hebben die rechten of wet betrekking op mensen die transgender of trans zijn. De woorden transgender en trans worden in zulke gevallen gebruikt als zelfstandig naamwoord.
Voor het al dan niet aaneenschrijven van combinaties met cisgender en cis – woorden die aangeven dat iemands genderidentiteit overeenkomt met het geboortegeslacht (op basis van geslachtskenmerken) – geldt hetzelfde als voor die met transgender en trans.
Bijzonderheid
Een transgender vrouw is iemand aan wie bij de geboorte het mannelijk geboortegeslacht is toegewezen en die een vrouwelijke genderidentiteit heeft. Als je een tekst schrijft over een transgender vrouw, verwijs je met vrouwelijke persoonlijke voornaamwoorden: ze, zij, haar. Voor transgender mannen gebruik je hij, hem en zijn.
Een verouderde (en volgens sommigen beledigende) aanduiding voor transgender is transseksueel, dat uit de medische wereld komt. Transgender is door de gemeenschap van en rond transgender personen geïntroduceerd om de connotatie met seksualiteit te vermijden en de nadruk op de genderbeleving te leggen. In medische contexten spreekt men tegenwoordig over transgender of genderdiverse personen.
Zie ook
Biseksueel / panseksueel
Homoseksueel / homofiel / homo / gay
Lesbisch / lesbienne / gay
Lhbt, lgbt, lhbti, lgbti, lgbtq, lhbtqia+, lgbtqia+
Queers / queer personen
Bronnen
Çavaria. Woordenlijst. Geraadpleegd via https://www.cavaria.be/woordenlijst.
OneWorld. ‘Transvrouwen’ bestaan niet, trans vrouwen wél. Geraadpleegd via https://www.oneworld.nl/identiteit/transvrouwen-bestaan-niet-trans-vrouwen-wel/.
Houthuys, A. (2021, 2 januari). Transtaal, trans taal. De Standaard. Geraadpleegd via https://www.standaard.be/cnt/dmf20201225_95742462.