Ontkenning
Ontkenning
Ontkenning
- Ervoor waken dat / ervoor waken dat niet
- Eveneens / evenmin
- Evenmin als jij ga ik daar (niet) naartoe
- Geen / niet gelijk krijgen
- Geen de minste / niet de minste
- Hoeven – moeten (in ontkennende zin)
- Ik denk niet dat het lukt / ik denk dat het niet lukt
- Niet / geen goed Nederlands (Hij spreekt -)
- Niet dan nadat
- Niet in het minst / niet het minst
- Niet ondenkbeeldig / niet denkbeeldig / niet ondenkbaar
- Niets is minder waar
- Noch Jan noch Piet hebben / heeft dat gedaan
- Nooit geen (ik maak – fouten)
- Ongelovige / niet-gelovige
- Ontkennende vraag beantwoorden
- Overschatten / onderschatten (niet te -)
- Zeker als / zeker niet als