Ouder, brus, partner
Ouder, brus, partner
Vraag
Welke genderoverkoepelende woorden zijn gangbaar om familierelaties als moeder/vader, zus/broer, vrouw/man enzovoort te benoemen?
Antwoord
Om familierelaties te benoemen, kun je in het Nederlands genderoverkoepelende woorden gebruiken als ouder (naast moeder/vader), partner of lief (naast vrouw/man, echtgenote/echtgenoot, vriendin/vriend) en kind (naast dochter/zoon). Een vrij recent woord is brus, een genderoverkoepelende benaming voor zus/broer. Brus werd vroeger vooral in de hulpverlening en in wetenschappelijke kringen gebruikt, maar komt tegenwoordig ook af en toe voor in het algemene taalgebruik.
Voor andere woorden, bijvoorbeeld nicht/neef en tante/oom, bestaat in het Nederlands nog geen algemeen ingeburgerde genderoverkoepelende variant. In de praktijk worden dan soms nieuwe woorden gevormd of woorden uit andere talen overgenomen. Het is aan te bevelen om zulke nieuwvormingen of leenwoorden toe te lichten als ze gebruikt worden in een tekst die bedoeld is voor een breed publiek.
Toelichting
In contexten waarin gender niet relevant wordt geacht of waarin iemands gender onbekend is, kunnen genderoverkoepelende benamingen worden gebruikt om personen te benoemen. Zulke benamingen zijn ook handig om personen te benoemen die niet passen in de binaire categorieën vrouw/man, bijvoorbeeld non-binaire personen. Voorbeelden van genderoverkoepelende benamingen voor familierelaties zijn ouder (naast moeder/vader), partner of lief (naast vrouw/man, echtgenote/echtgenoot, vriendin/vriend), kind (naast dochter/zoon) of familielid.
Zulke genderoverkoepelende varianten zijn in het Nederlands niet voor alle familierelaties voorhanden. In de praktijk worden er soms woorden overgenomen uit andere talen. Een voorbeeld van leenwoorden zijn cousin (Engels voor ‘kind van tante/oom’) en sibling (Engels voor ‘broer/zus’) of sibbe (Fries voor ‘bloedverwant, familielid’).
Soms worden er ook nieuwe woorden gevormd. Een procedé dat daarbij vaak wordt gebruikt, is samensmelting. Dat is een woordvormingsproces waarbij delen van twee woorden worden gecombineerd tot een nieuw woord. Een voorbeeld is brus, dat gevormd is met de eerste twee letters van broer en de laatste twee letters van zus. Oorspronkelijk verwees brus naar de broer of zus van iemand die zorg nodig heeft, bijvoorbeeld door een handicap. Tegenwoordig wordt het woord ook af en toe algemener gebruikt in de betekenis ‘een ander kind van dezelfde ouders’.
(1) Hoeveel brusjes heb jij?
(2) Mijn brus en ik hebben altijd een sterke band gehad, ondanks onze verschillen.
Andere voorbeelden van samensmeltingen zijn pama of mapa (een samensmelting van mama en papa), nif (een samensmelting van nicht en neef) en toom (een samensmelting van tante en oom). Die nieuwvormingen worden in de praktijk weleens gebruikt, maar ze zijn niet algemeen gangbaar.
Zie ook
Taal en gender (algemeen)
Taal en gender: beroeps-, functie- en rolbenamingen (algemeen)
Bronnen
Coornstra, Ludmilla (2022, 20 april). ‘Heb je ook sibbelings?’ Neerlandistiek. Geraadpleegd via https://neerlandistiek.nl/2022/04/heb-je-ook-sibbelings/.
Frysker. Geraadpleegd via https://frysker.nl/nl/.