Hem / ze / haar (de bibliotheek, hij heeft – geopend)

Hem / ze / haar (de bibliotheek, hij heeft – geopend)

Vraag

Verwijzen we naar het woord bibliotheek met ze, haar of hem: De burgemeester heeft ze gisteren officieel geopend, De burgemeester heeft haar gisteren officieel geopend of De burgemeester heeft hem gisteren officieel geopend?

Antwoord

Om naar een vrouwelijke zaaknaam te verwijzen is in het zuiden van het taalgebied (België en delen van Nederland) ze het gebruikelijkst. Haar wordt er als formeler beschouwd. In het noorden van het taalgebied is ze als niet-onderwerpsvorm weinig gebruikelijk in de standaardtaal. Haar komt daar wel voor in geschreven taal om te verwijzen naar vrouwelijke zaaknamen, maar voor veel taalgebruikers is die vorm te formeel. Steeds vaker wordt in het noorden, zeker in spreektaal en in informele schrijftaal, hem gebruikt om naar vrouwelijke voorwerpsnamen te verwijzen. In formele schrijftaal is dat niet aan te raden.

Om het verwijzingsprobleem te omzeilen wordt in geschreven taal vaak een andere formulering gekozen, bijvoorbeeld een verwijzing met die of deze. Bijvoorbeeld: (de bibliotheek)  De burgemeester heeft die gisteren geopend.

Toelichting

Voor vrouwelijke zaaknamen (woorden waarbij in naslagwerken een v. staat) wordt in het zuiden van het taalgebied vooral ze als niet-onderwerpsvorm gebruikt. Haar wordt vaker in het noorden dan in het zuiden gebruikt, maar haast uitsluitend in formele taal. In het noorden is er een toenemende tendens om naar vrouwelijke woorden met hem of ‘m te verwijzen. Dat wijst er waarschijnlijk op dat die woorden in het noorden steeds minder als vrouwelijk worden aangevoeld. In formele schrijftaal is het niet aan te raden om mannelijke voornaamwoorden te gebruiken om naar vrouwelijke zaaknamen te verwijzen. Enkele voorbeelden van vrouwelijke zaaknamen zijn: lengte, serie, generatie, voorwaarde, bestelling, handigheid, getuigenis, explosie, vertaling, uitzending, techniek.

(1a) Wat vond je van de uitzending gisteren? Ik heb ze niet gezien. (in het zuiden van het taalgebied)

(1b) Wat vond je van de uitzending gisteren? Ik heb haar niet gezien. (in het hele taalgebied, formeel)

(1c) Wat vond je van de uitzending gisteren? Ik heb hem niet gezien. (in het noorden van het taalgebied)

(2a) Het is een techniek die niet eenvoudig is, maar je kunt ze door veel te oefenen aanleren. (in het zuiden van het taalgebied)

(2b) Het is een techniek die niet eenvoudig is, maar je kunt haar door veel te oefenen aanleren. (in het hele taalgebied, formeel)

(2c) Het is een techniek die niet eenvoudig is, maar je kunt hem door veel te oefenen aanleren. (in het noorden van het taalgebied)

In de praktijk wordt bij zaaknamen de voorwerpsvorm voor het persoonlijk voornaamwoord (hem, ze, haar) vaak vervangen door de aanwijzende voornaamwoorden die en deze. Die manier van formuleren is vaak wat vlotter en kan bovendien het verwijzingsprobleem helpen omzeilen.

(1d) Wat vond je van de uitzending gisteren? Die heb ik niet gezien.

(2d) Het is een techniek die niet eenvoudig is, maar je kunt die door veel te oefenen aanleren.

Bijzonderheid

In schriftelijk taalgebruik wordt haar in het hele taalgebied gebruikt om te verwijzen naar vrouwelijke woorden die instanties en publiekrechtelijke lichamen benoemen.

(3) De regering heeft niet gelet op de haar opgelegde beperkingen. (schrijftaal)

(4) De Nederlandse Taalunie is een intergouvernementele organisatie. De Nederlandse en de Belgische regering hebben haar in 1980 opgericht. (schrijftaal)

Zie ook

Verwijzingsproblemen met voornaamwoorden van de derde persoon enkelvoud (algemeen)
Volle en gereduceerde vormen van persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden (algemeen)
Woordgeslacht (algemeen)

Haar / ze / hem (de kaars, ik heb – uitgeblazen)
Haar / zijn (het bestuur heeft – goedkeuring uitgesproken)
Hen, hun / ze (verwijzing naar zaken)
Hij / zij / het (Koop groente, want – is gezond)
Ze / haar (verwijzing naar personen)
Zij / ze (verwijzing naar zaken)
Zijn / haar (de muis heeft – staart bezeerd)

Bronnen

Audring, J. (2008). Mijn hart, die klopte in mijn keel. Onze Taal, 77, nr. 10, 278-279.

Vries, J. de (2001). Onze Nederlandse spreektaal. Den Haag: Sdu.

Naslagwerken

ANS (1997), p. 243-244, 250 of online via de E-ANS online via de E-ANS; Taalboek Nederlands (2003), p. 172; WNT

voornaamwoord,grammatica,woordgeslacht


tao_adv (C)
1630
j
grammatica,verwijswoorden,voornaamwoorden,woordgeslacht
Hoofdrubriek,Subrubriek,Woord of woordcombinatie
Hoofdrubriek:grammatica;Subrubriek:verwijswoorden;Woord of woordcombinatie:woordgeslacht
10 December 2012
09 January 2019