Aan het taart eten / taart aan het eten

Aan het taart eten / taart aan het eten

Vraag

Wat is goed: Ze waren aan het taart eten of Ze waren taart aan het eten?

Antwoord

In dit geval zijn beide volgordes correct: taart kan zowel tussen aan het en de infinitief staan als voor aan het. De laatste volgorde heeft evenwel voor veel taalgebruikers de voorkeur.

Toelichting

Plaatsing van een element tussen aan het en een infinitief is slechts onder bepaalde voorwaarden mogelijk. Het gaat doorgaans om een lijdend voorwerp in de vorm van een zelfstandig naamwoord zonder lidwoord of voornaamwoord of enige nadere bepaling daarbij. Dat zelfstandig naamwoord moet bovendien een soortnaam zijn. Verder moet er sprake zijn van een min of meer geijkte combinatie. Voorbeelden:

(1a) Ze waren aan het taart eten.

(2a) Hij was aan het aardappelen schillen.

(3a) Op vakantie ben ik soms al om elf uur ’s ochtends aan het bier drinken.

(4a) Toen ik daar voor de tweede keer langsliep, was hij nog altijd aan het kabaal maken.

In de volgende gevallen is tussenplaatsing uitgesloten omdat niet aan alle genoemde criteria voldaan is:

(5a) Ze waren aan het een lekkere taart eten. (uitgesloten) (meer dan alleen maar een zelfstandig naamwoord)

(6a) Ze waren aan het Carel feliciteren. (uitgesloten) (eigennaam in plaats van soortnaam)

(7a) Hij was net aan het taart uitdelen toen de bel ging. (twijfelachtig) (taart uitdelen is geen geijkte combinatie)

Plaatsing van het lijdend voorwerp voor aan het heeft voor veel taalgebruikers hoe dan ook de voorkeur; in gevallen als (5a) t/m (7a) is dit zelfs de enige mogelijkheid. Vergelijk de (a)-zinnen met de overeenkomstige (b)-zinnen:

(1b) Ze waren taart aan het eten.

(2b) Hij was aardappelen aan het schillen.

(3b) Op vakantie ben ik soms al om elf uur ’s ochtends bier aan het drinken.

(4b) Toen ik daar voor de tweede keer langsliep, was hij nog altijd kabaal aan het maken.

(5b) Ze waren een lekkere taart aan het eten.

(6b) Ze waren Carel aan het feliciteren.

(7b) Hij was net taart aan het uitdelen toen de bel ging.

Een enkele keer kan ook een bijvoeglijk naamwoord tussen aan het en een infinitief voorkomen, al heeft ook hier niet-tussenplaatsing de voorkeur, bijvoorbeeld:

(8a) Zijn jullie weer aan het leuk doen?

(8b) Zijn jullie weer leuk aan het doen?

Bij twijfel aan de aanvaardbaarheid van tussenplaatsing verdient het dus aanbeveling een niet-werkwoordelijk element voor aan het te plaatsen. Soms is er een dusdanige nauwe band tussen voorwerp en werkwoord dat er sprake is van een samengesteld werkwoord. In de Woordenlijst worden gevallen als koffiedrinken, koffiezetten, theedrinken en ruziemaken aaneengeschreven. Daaruit kunnen we afleiden dat de Woordenlijst deze woorden als een eenheid beschouwt. In zulke gevallen is er dus geen sprake meer van tussenplaatsing, maar van al dan niet splitsen van een scheidbaar samengesteld werkwoord. Volkomen normaal zijn dan ook bijvoorbeeld:

(9a) Ze was aan het koffiezetten.

(10a) Maarten en Ans waren weer aan het ruziemaken.

naast:

(9b) Ze was koffie aan het zetten.

(10b) Maarten en Ans waren weer ruzie aan het maken.

Zie ook

In moeten kunnen vullen / moeten kunnen invullen
Mee ondertekenen / meeondertekenen

Naslagwerken

ANS (1997), p. 1360-1361 of online via de E-ANS online via de E-ANS; Ik schrijf zonder fouten (1996), p. 186

correctheid en betekenis,woordkeuze en stijl,woordvolgorde,woordgebruik,grammatica



tao_adv (C)
9
j
correctheid,grammatica,stijl,woordvolgorde
Woord of woordcombinatie,Hoofdrubriek,Subrubriek,Woordgroep of zin
Hoofdrubriek:grammatica;Subrubriek:stijl;Woord of woordcombinatie:correctheid;Woordgroep of zin:woordvolgorde
01 January 2004
07 December 2018