Ermee aanmoeten / ermee aan moeten
Ermee aanmoeten / ermee aan moeten
Vraag
Wat is de juiste spelling: Ik weet niet wat ik ermee aan moet of Ik weet niet wat ik ermee aanmoet?
Antwoord
Juist is: Ik weet niet wat ik ermee aan moet.
Toelichting
Ermee aan moeten gaat terug op de combinatie aan moeten met iets, wat eigenlijk een beknopte formulering is van aan moeten vangen met iets. Ermee is een voornaamwoordelijk bijwoord.
Het bijwoord er kan samen met een of meer voorzetsels (bijvoorbeeld in, op, tegen, van) en/of de bijwoorden af, heen, mee en toe een voornaamwoordelijk bijwoord vormen: ervan, erop, erachter, erheen, ervanaf, ernaartoe enzovoort. In de regel worden de delen van zo’n voornaamwoordelijk bijwoord aaneengeschreven als ze direct op elkaar volgen. Hetzelfde geldt voorcombinaties met hier, daar of waar: hierbij, daarheen, waarop, daarbovenuit enzovoort.
Een voornaamwoordelijk bijwoord kan ook gesplitst worden. Het deel dat gescheiden wordt van er, hier, daar of waar blijft één woord (zie naartoe in zin 2).
(1) Ze geniet daar duidelijk van.
(2) We moeten er zo snel mogelijk naartoe!
In de meeste gevallen vervangt een voornaamwoordelijk bijwoord een combinatie van een voorzetsel en een naamwoord. Zo kan daarvan in voorbeeld (1) vervangen worden door bijvoorbeeld van die aandacht en ernaartoe in voorbeeld (2) door naar die plek toe.
In ermee aan moeten kan ermee ook vervangen worden door met + een naamwoord.
(3) Ze heeft zoveel boeken dat ze niet weet wat ze ermee aan moet. (ermee = met de boeken)
Aan hoort in deze constructie niet bij ermee en ook niet bij het werkwoord (aanmoeten is geen bestaand werkwoord). De schrijfwijzen ermeeaan moeten en ermee aanmoeten zijn dus fout.
De constructie ermee aan moeten gaat dus terug op ermee aan moeten vangen. Vergelijkbare combinaties waarbij ook een ander werkwoord kan worden gedacht, zijn: ervan af willen (= ervan af willen zijn), ermee toe kunnen (= ermee toe kunnen komen), ermee toe moeten (= ermee toe moeten komen), ermee uit kunnen (= ermee uit kunnen komen ‘rond kunnen komen’).
(4) Ik weet niet wat ik ermee aan moet. (= ermee aan moeten vangen)
(5) Zijn loon is veel lager dan vroeger; benieuwd of hij daarmee uit kan. (= daarmee uit kunnen komen)
(6) Zeven uur slaap, daar kan ik niet mee toe. (= daarmee toe kunnen komen)
Ook in de combinaties ervan op aan kunnen en erop aan kunnen hoort aan niet bij het werkwoord kunnen omdat aan daarin oorspronkelijk deel uitmaakte van het werkwoord aangaan (erop aan kunnen gaan), dat de betekenis ‘vertrouwen, staat maken, rekenen op’ had.
(7) Consumenten moeten ervan op aan kunnen dat een energiebedrijf zijn administratie op orde heeft.
(8) Denk je dat ik erop aan kan dat Annelies zal meewerken?
Zie ook
Aaneenschrijven van combinaties met er, daar, hier en waar (algemeen)
Combinaties met er: loze voornaamwoordelijke bijwoorden (algemeen)
Afwillen / af willen
Er … op / erop
Er achter aan lopen / erachter aanlopen / erachteraan lopen
Ervan doorgaan / er vandoor gaan / ervandoor gaan
Ervanuit gaan / er van uitgaan / er vanuit gaan / ervan uitgaan
Er voor zorgen / ervoor zorgen
Naslagwerken
ANS: Samenkoppelingen met aan en Voornaamwoordelijke bijwoorden met een voornaamwoord en een voorzetsel als basis; Grote Van Dale (2015); Woordenlijst (2015)
tao_adv (C)
1837
j
Subrubriek,Woordsoort,Hoofdrubriek
12 March 2018
07 January 2019