Procent (tien – werkt / werken in deeltijd)

Procent (tien – werkt / werken in deeltijd)

Vraag

Wat is correct: Tien procent werkt in deeltijd of Tien procent werken in deeltijd?

Antwoord

Correct is: Tien procent werkt in deeltijd.

Toelichting

De persoonsvorm van een zin congrueert normaal gesproken in getal en persoon met het onderwerp van de zin. Bestaat het onderwerp uit een woordgroep, dan komt de persoonsvorm overeen met de kern van die woordgroep, dat wil zeggen met het belangrijkste deel daarvan. In Tien procent werkt in deeltijd is het onderwerp tien procent. De kern van die woordgroep is het enkelvoudige procent; daarom staat de persoonsvorm ook in het enkelvoud.

Vaak volgt op het percentage een nadere bepaling met van: tien procent van de doelgroep, vijf procent van de katten enzovoort. Ook dan staat de persoonsvorm in de standaardtaal in het enkelvoud.

(1a) Tien procent van de doelgroep werkt in deeltijd.

(2a) Slechts vijf procent van de katten is gechipt.

(3a) Dertig procent van de studenten slaagt niet voor de verplichte taaltoets.

(4a) Maar liefst 21 procent van de beroepsbevolking is daar werkloos.

Bevat de van-constructie een meervoudig zelfstandig naamwoord, dan is een meervoudige persoonsvorm volgens sommigen ook mogelijk. Het enkelvoud heeft echter de voorkeur.

(2b) Slechts vijf procent van de katten zijn gechipt.

(3b) Dertig procent van de studenten slagen niet voor de verplichte taaltoets.

Als de zin een naamwoordelijk gezegde bevat en het naamwoordelijk deel van het gezegde in het meervoud staat, staat de persoonsvorm ook in het meervoud.

(4a) Zeventig procent van de bedrijven daar zijn transportbedrijven.

(5a) Bijna zestig procent van de Belgen zijn Vlamingen.

In deze zinnen is het ook mogelijk om het naamwoordelijk deel van het gezegde in het enkelvoud te zetten; de persoonsvorm wordt dan ook enkelvoudig.

(4b) Zeventig procent van de bedrijven daar is een transportbedrijf.

(5b) Bijna zestig procent van de Belgen is Vlaams/een Vlaming.

Zie ook

Aantal (een – mensen waren / was)
Een percentage van 25 procent / een percentage van 25
Groep (een – ambtenaren gingen / ging)
Miljoen (een – mensen keek / keken naar de wedstrijd)
Procent / procentpunt
Twee en een halve maand is / zijn verstreken
Twee derde van de studenten bleken / bleek
Vier op de tien werknemers is / zijn

Naslagwerken

ANS (1997), p. 1145-1147 of online via de E-ANS online via de E-ANS; Schrijfwijzer (2005), p. 196-197; Vraagbaak Nederlands (2005), p. 140; Taal-top-100 (2009), p.126

werkwoord,zelfstandig naamwoord,grammatica


tao_adv (C)
1474
j
enkelvoud­­_of_meervoud,grammatica,werkwoord,zelfstandig_naamwoord
Hoofdrubriek,Woordsoort
Hoofdrubriek:grammatica;Woordsoort:werkwoord,zelfstandig_naamwoord
13 October 2010
15 June 2016