Koppelwerkwoord
Koppelwerkwoord
Omschrijving
Een koppelwerkwoord vormt in combinatie met een naamwoordelijk deel een naamwoordelijk gezegde. Als koppelwerkwoorden komen vooral zijn, worden en blijven voor; daarnaast worden de werkwoorden blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen ook als koppelwerkwoorden gebruikt. Alle koppelwerkwoorden kunnen overigens ook worden gebruikt in een andere functie: als zelfstandig werkwoord of als hulpwerkwoord.
In (1) is is het koppelwerkwoord en een goed docent het naamwoordelijk deel; in (2) is word het koppelwerkwoord en onpasselijk het naamwoordelijk deel:
(1) Maarten is een goed docent.
(2) Ik word er onpasselijk van.
Zie ook
tao_term
51