Jan of ik heeft / heb / hebben dat gezegd

Jan of ik heeft / heb / hebben dat gezegd

Vraag

Wat is correct: Jan of ik heeft dat gezegd, Jan of ik heb dat gezegd of Jan of ik hebben dat gezegd?

Antwoord

In de schrijftaal is elk van deze constructies problematisch. Het is aan te raden om de zin anders te formuleren.

Toelichting

Als het onderwerp een nevenschikking is met of en de leden van de nevenschikking enkelvoudig zijn, hangt het getal van de persoonsvorm van de betekenis af. Bij een exclusieve disjunctie staat de persoonsvorm in het enkelvoud. Er wordt dan een keuze gegeven tussen twee mogelijkheden die elkaar uitsluiten. Of krijgt dan vaak extra nadruk in de uitspraak. Bij een inclusieve disjunctie (er is geen nadrukkelijke keuze) is een meervoudige persoonsvorm ook mogelijk, maar het enkelvoud heeft wel de voorkeur.

(1) Rita of haar man brengt / brengen de kinderen naar school. (inclusieve disjunctie)

(2) Zij of ik moet opstappen. (exclusieve disjunctie)

(3) Mama, papa of zus zal / zullen de kerstboom versieren. (inclusieve disjunctie)

(4) Jij of Steven mag / mogen de pakjes openen. (inclusieve disjunctie)

In de voorgaande voorbeelden vormt de enkelvoudige persoonsvorm geen probleem omdat de werkwoordsvorm bij elk van de leden hetzelfde is. Als de werkwoordsvormen van de eerste, tweede of derde persoon enkelvoud van elkaar verschillen, dan doet zich bij samentrekking een congruentieprobleem voor. In spontaan taalgebruik past de persoonsvorm zich meestal aan het dichtstbijzijnde lid aan. Vooral in de schrijftaal zijn de op die manier gevormde zinnen niet voor iedereen aanvaardbaar.

(5a) Jan of ik heb dat gezegd. (twijfelachtig)

(6a) Ik of jij krijgt die antieke tafel van oma. (twijfelachtig)

(7a) Hij verwacht dat jij of ik contact opneem met de directeur. (twijfelachtig)

Het is aan te raden deze constructies zo veel mogelijk te vermijden in geschreven taal. Alternatieven zijn: de persoonsvorm niet samentrekken, een van de delen van de nevenschikking achteraan plaatsen, of de zin helemaal anders formuleren.

(5b) Jan heeft dat gezegd of ik heb dat gezegd.

(6b) Ik krijg de antieke kast van oma, of jij.

(7b) Hij verwacht dat een van ons beiden – jij of ik – contact opneemt met de directeur.

Bijzonderheid

Bij de meeste werkwoorden krijgt de vorm van de tegenwoordige tijd voor de tweede en derde persoon enkelvoud de uitgang -t. De eerste persoon enkelvoud is gelijk aan de stam van het werkwoord. De onregelmatige werkwoorden kunnen, zullen, mogen en willen zijn uitzonderingsgevallen. Daar vallen de eerste, tweede of derde persoon soms samen (bijvoorbeeld ik zal / jij zal / hij zal). Daardoor is samentrekking bij deze werkwoorden geen probleem in een zin als Hij of ik zal de knoop moeten doorhakken. Ook bij werkwoorden waarvan de stam eindigt op een -t (zoals moeten, zitten) is er geen vormonderscheid tussen eerste, tweede en derde persoon. Bijvoorbeeld: jij of ik moet de boel opruimen.

Zie ook

Een of meer deelnemers is / zijn uitgeschakeld
Ik of jullie ga / gaan
Jan alsmede Piet hebben / heeft dat gedaan
Jan of Piet hebben / heeft dat gedaan
Niet alleen de leerlingen, maar ook de leraar kijken / kijkt uit naar het weekend
Noch Jan noch Piet hebben / heeft dat gedaan
Zowel de politie als de brandweer zijn / is ter plaatse
Zowel de wethouders als de burgemeester is / zijn tegen het voorstel

Naslagwerken

ANS (1997), p. 1490 of online via de E-ANS online via de E-ANS; Taalboek Nederlands (2003), p. 261

correctheid en betekenis,enkelvoud of meervoud,werkwoord,woordgebruik,grammatica


tao_adv (C)
1341
j
correctheid,enkelvoud_of_meervoud,grammatica,vervoeging,werkwoord
Woord of woordcombinatie,Woordgroep of zin,Hoofdrubriek,Woordvorm,Woordsoort
Hoofdrubriek:grammatica;Woord of woordcombinatie:correctheid;Woordgroep of zin:enkelvoud_of_meervoud;Woordsoort:werkwoord;Woordvorm:vervoeging
03 July 2007
09 December 2020