Naamval
Naamval
Omschrijving
Een naamval is een buigingsvorm van een naamwoord, lidwoord of telwoord, die de functie van dat woord in de zin aangeeft. Daarnaast wordt de term ‘naamval’ ook wel gebezigd om de verschillende functies zelf aan te duiden. Naamvallen komen voor bij zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, lidwoorden, telwoorden en voornaamwoorden. In het hedendaags Nederlands zijn de meeste naamvalsonderscheidingen verdwenen. Alleen bij de persoonlijke voornaamwoorden is het onderscheid tussen verbogen en onverbogen vormen in de meeste gevallen gehandhaafd: ik – mij, jij – jou, hij – hem, zij – haar, wij – ons, zij – hun – hen. Bij de andere woordsoorten zijn de oude naamvalsvormen alleen in versteende uitdrukkingen bewaard gebleven: in groten getale, te elfder ure enzovoort.
Traditioneel worden voor het (historische) Nederlands vier naamvallen onderscheiden: de eerste naamval (of: nominatief) is de onderwerpsvorm; de tweede naamval (of: genitief) kan meestal m.b.v. het voorzetsel van worden omschreven (bijvoorbeeld het Wapen der Infanterie); de derde naamval (of: datief) wordt gebruikt als indirect object (o.m. meewerkend, belanghebbend, bezittend en ondervindend voorwerp); de vierde naamval (of: accusatief) wordt gebruikt als lijdend voorwerp of na voorzetsels.
Zie ook
Belanghebbend voorwerp
Bezittend voorwerp
Bijvoeglijk naamwoord
Indirect object
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Ondervindend voorwerp
Onderwerp
Verbuiging
Voornaamwoord
Voorzetsel
Zelfstandig naamwoord
tao_term
61