Categorie: woordgeslacht
Nuclide (de / het -)
adviezen>woordgebruik>correctheid en betekenisadviezen>grammatica>lidwoordwoordgeslachtzelfstandig naamwoordNuclide (de / het -) Vraag Is het de nuclide of het nuclide? Antwoord Zowel de nuclide als het nuclide is correct. Toelichting Nuclide (‘atoomkern’) kan zowel een de-woord als een het-woord zijn. Er is geen betekenisverschil. …
Spits (de / het – afbijten)
adviezen>woordgebruik>correctheid en betekenisadviezen>grammatica>lidwoordwoordgeslachtSpits (de / het – afbijten) Vraag Is het de of het spits afbijten? Antwoord Het is allebei mogelijk. Toelichting Het zelfstandig naamwoord spits (onder andere ‘puntig uiteinde’) wordt doorgaans voorafgegaan door het lidwoord de. Alleen in de …
Zijn / haar (de muis heeft – staart bezeerd)
adviezen>grammatica>voornaamwoordwoordgeslachtZijn / haar (de muis heeft – staart bezeerd) Vraag Wat is correct: De muis heeft haar staart bezeerd of De muis heeft zijn staart bezeerd? Antwoord Beide verwijzingen zijn correct. Muis kan zowel een mannelijk als een vrouwelijk woordgeslacht …
Die / dat (de maanden – je afwezig was)
adviezen>grammatica>voornaamwoordwoordgeslachtDie / dat (de maanden – je afwezig was) Vraag Wat is correct: Wat heb je gedaan in de maanden die je afwezig was of Wat heb je gedaan in de maanden dat je afwezig was? Antwoord Correct is: Wat …
Haar / ze / hem (de kaars, ik heb – uitgeblazen)
adviezen>grammatica>voornaamwoordwoordgeslachtHaar / ze / hem (de kaars, ik heb – uitgeblazen) Vraag Wat is de juiste voorwerpsvorm van het persoonlijke voornaamwoord om naar het woord kaars te verwijzen? Ik heb ze uitgeblazen, Ik heb haar uitgeblazen of Ik heb hem …
Haar / ze / hem (de kaars, ik heb – uitgeblazen) Lees meer »
