Werkwoorden met een zwakke en een sterke vervoeging (algemeen)
Werkwoorden met een zwakke en een sterke vervoeging (algemeen)
1. Werkwoorden met een sterke en zwakke vervoeging
1.1 Gelijkwaardige vormen
1.2 Gebruiks- / registerverschil
1.3 Regionaal verschil
1.4 Betekenisverschil
2. Samengestelde en afgeleide werkwoorden
2.1 Identieke vervoeging van samengestelde of afgeleide werkwoorden en het basiswerkwoord
2.2 Andere vervoeging van samengestelde of afgeleide werkwoorden en het basiswerkwoord
2.3 Speciale vervoegingen
0. Inleiding. Sterke en zwakke vervoeging in het Nederlands Top
Het Nederlands kent van oudsher twee types werkwoordvervoegingen: het sterke type (lopen, liep, gelopen) en het zwakke type (wandelen, wandelde, gewandeld). Daarnaast hebben een aantal werkwoorden een onregelmatige vervoeging: ze zijn niet van oorsprong sterk, maar ze hebben ook geen regelmatige zwakke vervoeging. Een voorbeeld uit die laatste categorie is zeggen, zei, gezegd.
Er bestaat nu een tendens naar vereenvoudiging in die zin, dat (vaak minder frequente) sterke en soms ook onregelmatige werkwoorden zwak worden gemaakt, in de eerste plaats in de onvoltooid verleden tijd, later ook in het voltooid deelwoord. In veel mindere mate is ook het omgekeerde het geval: sommige zwakke werkwoorden krijgen sterke vormen.
Door die tendensen komt het voor dat zwakke en sterke vormen van hetzelfde werkwoord naast elkaar bestaan. Over dat verschijnsel gaat deze generieke tekst. Soms zijn die vormen volkomen gelijkwaardig (zie 1.1), soms bestaan er gebruiksverschillen of registerverschillen tussen de vormen (1.2), bij bepaalde werkwoorden wordt in een deel van het taalgebied een andere vorm gebruikt dan in een ander deel (1.3) en in een relatief groot aantal gevallen is er sprake van een betekenisverschil tussen de twee vervoegingen (1.4). Bij die laatste groep is het naast elkaar bestaan van twee vervoegingen het gevolg van gescheiden etymologische ontwikkelingen, en niet van verandering van sterke naar zwakke vervoeging.
Een speciale categorie vormen de samengestelde en afgeleide werkwoorden. Die kunnen worden vervoegd zoals het niet-samengestelde werkwoord, of anders (2.1 versus 2.2). Een drietal speciale categorieën behandelen we apart (2.3).
1. Werkwoorden met een sterke en zwakke vervoeging
1.1 Gelijkwaardige vormen
Bij een aantal werkwoorden bestaan de sterke en de zwakke vervoeging naast elkaar, zonder dat de naslagwerken aangeven of de ene dan wel de andere vorm gebruikelijker is.
Bij kerven in de volgende tabel hebben we wel de indruk dat de sterke vorm op zijn retour is, bij waaien in mindere mate. Bij delven, melken en verschuilen blijkt duidelijk dat in de eerste plaats de verleden tijd een zwakke vervoeging kan krijgen, en pas later het voltooid deelwoord: gedelfd en gemelkt worden nergens vermeld in de naslagwerken. De vorm verschuild hebben we enkel in Kramers aangetroffen.
Zeiken is een bijzonder geval: tegen de gewone tendens in is het van oorsprong een zwak werkwoord, en heeft het er een sterke vervoeging bij gekregen.
In de commentaarkolom worden bijzonderheden vermeld die de naslagwerken signaleren. De verklaring van de afkortingen is terug te vinden in de lijst van naslagwerken aan het einde van deze tekst.
infinitief | verleden tijd | voltooid deelwoord | commentaar |
delven | delfde | gedolven | |
delven | dolf | gedolven | |
hoeven | hoefde | gehoefd | in Wdl. ontbreekt gehoeven |
hoeven | hoefde | gehoeven | |
jagen | joeg | gejaagd | zie ook 1.4 |
jagen | jaagde | gejaagd | |
kerven | kerfde | gekerfd | |
kerven | korf | gekorven | |
melken | melkte | gemolken | Vers: melkte in de betekenis ‘langzaam en moeilijk uitvragen’ |
melken | molk | gemolken | |
schuilen | schuilde | geschuild | |
schuilen | school | gescholen | |
spugen | spuugde | gespuugd | |
spugen | spoog | gespogen | |
verschuilen | verschuilde | verschuild | Kra |
verschuilen | verschuilde | verscholen | ANS, Wdl. HVD, GVD, Vers |
verschuilen | verschool | verscholen | ANS, Wdl. HVD, GVD, Vers, Kra, W-K |
vragen | vraagde | gevraagd | ontbreekt in de ANS |
vragen | vroeg | gevraagd | |
waaien | waaide | gewaaid | |
waaien | woei | gewaaid | |
zeiken | zeikte | gezeikt | van oorsprong zwak |
zeiken | zeek | gezeken |
1.2 Gebruiks- / registerverschil
In het volgende overzicht van werkwoorden met een register- of gebruiksverschil tussen de sterke en de zwakke vorm kunnen we een viertal categorieën onderscheiden.
a. Werkwoorden waarvan de sterke vervoeging volgens de naslagwerken schertsend is bedoeld, of enkel voorkomt in zeer informeel taalgebruik: erven, fuiven en (hoewel dat minder zeker is) wuiven. Woof komt ook, met name bij samengestelde werkwoorden als wegwuiven, voor zonder komische bijbedoelingen. Bij erven komen de sterke vormen orf – georven voor. De eerste vorm is zonder uitzondering grappig bedoeld, de tweede wordt soms ook gebruikt zonder die bijbedoeling. Het verdient aanbeveling om in deze gevallen de gewone vorm te gebruiken.
b. Werkwoorden met een sterke vervoeging die archaïsch, verouderd of zeer formeel overkomt: lachen, dunken. De zwakke vorm zegde en de onregelmatige vorm zeide van zeggen behoren tot deze categorie. De verleden tijd en het voltooid deelwoord van dunken worden meestal vermeden, het werkwoord komt vrijwel uitsluitend voor in de verbinding mij dunkt dat… In neutraal standaardtaalgebruik verdient het de voorkeur om de niet-verouderde vormen te gebruiken.
c. Werkwoorden met een sterke vervoeging die informeel overkomt: vrijen is hier het enige voorbeeld. Het onderscheid formeel/informeel speelt eveneens bij de vervoeging van de samenstellingen met -zeggen een rol: de sterke vormen zijn vaker informeel, de zwakke vaker formeel. De informele vormen hebben meestal niet de voorkeur in standaardtaalgebruik.
d. Werkwoorden met een vervoeging die duidelijk minder frequent is dan een andere: durven, ervaren, raden, varen en verraden, Vaak gaat het hier om werkwoorden die (vrij) recent een zwakke vervoeging kregen, de sterke wordt steeds minder gebruikt. Het laat zich aanzien dat deze werkwoorden na een tijd tot categorie b gaan behoren. Met name bij durven lijkt ons dat al het geval. Volgens de Grote Van Dale, Verschueren en Wolters-Koenen heeft ervaren recent in de verledentijdsvorm ook een zwakke vervoeging gekregen: ervaarde – ervaren zijn de recentere stamtijden. De sterke vorm is nog steeds de meest frequente, maar de zwakke vervoeging wint stilaan veld: vooral in België komt ervaarde steeds vaker voor. Het is evenwel vooralsnog niet duidelijk of die verledentijdsvorm standaardtaal in België is.
Bij de meeste van deze werkwoorden verdient het de voorkeur om de sterke vervoeging te gebruiken: de zwakke vervoeging wordt nog niet door iedereen als standaardtaal ervaren.
infinitief | verleden tijd | voltooid deelwoord | commentaar |
dunken | docht | gedocht | ANS: formeel archaïsch of regionaal, enige vorm in de Wdl, docht zonder meer in W-K, Vers. |
dunken | dunkte | gedunkt | dunkte zonder meer in Kra, HVD en GVD geven beide vormen, zonder enig onderscheid |
durven | durfde | gedurfd | |
durven | dorst | gedurfd | ANS: minder gebruikelijk, andere naslagwerken zien geen onderscheid |
durven | dierf | gedurfd | enkel in GVD: gewestelijk |
ervaren | ervaarde | ervaren | ANS: frequentere vorm; GVD, Vers. en W-K benoemen deze vorm als de recentere ontwikkeling |
ervaren | ervoer | ervaren | ANS: in Nederland, Kra, HVD en Wdl hebben enkel deze vorm. Komt in corpusmateriaal het frequentste voor, in Belgisch Nederlands is ervaarde echter frequenter. |
erven | erfde | geërfd | |
erven | orf | georven | ANS: schertsend; GVD: in de volkstaal, bekakt en schertsend; Vers: gemeenzaam; ontbreekt in andere naslagwerken, georven wordt ook zonder bijbedoelingen gebruikt. |
fuiven | fuifde | gefuifd | |
fuiven | foof | gefoven | ANS, GVD: Informeel, schertsend, ontbreekt in andere naslagwerken |
lachen | lachte | gelachen | |
lachen | loech | gelachen | GVD: verouderd (zie ook 1.3), ontbreekt in andere naslagwerken |
raden | raadde | geraden | |
raden | ried | geraden | ANS: minder gebruikelijk, andere naslagwerken zien geen onderscheid |
stoten | stootte | gestoten | |
stoten | stiet | gestoten | ANS: veel minder gebruikelijk, Vers.: verheven, GVD: weinig gebruikelijk, andere naslagwerken zien geen onderscheid |
varen | vaarde | gevaren | ANS: minder gebruikelijk, Wdl enkel bij de betekenis ‘niet meevallen’, GVD geeft enkel voltooid deelwoord Wdl en W-K: enig mogelijk vorm |
varen | voer | gevaren | |
verkiezen | verkoos | verkozen | |
verkiezen | verkoor | verkoren | ANS: archaïsch |
verraden | verraadde | verraden | |
verraden | verried | verraden | ANS: minder gebruikelijk, GVD heeft enkel verried, andere naslagwerken zien geen onderscheid |
vrijen | vrijde | gevrijd | |
vrijen | vree | gevreeën | ANS: informeel, GVD: volkstaal, Vers.: gemeenzaam, W-K: familiair, HVD, Kra en Wdl zien geen onderscheid tussen de vormen |
wuiven | wuifde | gewuifd | Wdl: enkel zwak |
wuiven | woof | gewoven | ANS, W-K: beide zijn mogelijk, Kra, GVD, Vers: sterke vormen zijn schertsend, HVD: sterke vormen enkel in betekenis ‘groeten’ |
zeggen | zei | gezegd | |
zeggen | zegde | gezegd | GVD: archaïsch; Vers: schrijftaal |
zeggen | zeide | gezegd | GVD: verouderd, ANS: formeel |
zeggen | zeien (mv.) | Vers: spreektaal, ANS: informeel; Kra, W-K, HVD en Wdl zien geen verschil tussen zei en zegde. (zie ook 1.3 en 1.4) |
Ervaren: ervaarde / ervoer
Wuiven: woof / wuifde
Zegden / zeiden
1.3 Regionaal verschil
In België komt nog af en toe de sterke vervoeging van klagen voor: kloeg. Deze vervoeging is er echter geen standaardtaal. In het hele taalgebied is de zwakke vervoeging klaagde de meest gangbare vervoeging.
Breien, dat van oorsprong een zwakke vervoeging heeft, wordt zowel in Nederland als in België weleens sterk vervoegd: bree, gebreeën. De sterke vervoeging van breien is evenwel geen standaardtaal.
In België is naast de onregelmatige vorm zei ook de regelmatige vorm zegde gangbaar. Die zwakke vervoeging is standaardtaal in België.
infinitief | verleden tijd | voltooid deelwoord | commentaar |
breien | breide | gebreid | |
breien | bree | gebreeën | ANS: in beperkte mate in regionaal taalgebruik (zuiden van het taalgebied); GVD: gewestelijk |
klagen | klaagde | geklaagd | |
klagen | kloeg | geklaagd | ANS: regionaal, alleen in Belgisch Nederlands; GVD: gewestelijk |
lachen | lachte | gelachen | |
lachen | loech | gelachen | GVD: gewestelijk (zie ook 1.2) |
zeggen | zegde | gezegd | ANS: regionaal in België (zie ook 1.2, 1.4, 2.1.1) |
zeggen | zei | gezegd |
1.4 Betekenisverschil
In feite vallen onder deze categorie een reeks homoniemen, die in de infinitief weliswaar een gelijkluidende vorm hebben, maar in de werkwoordstijden een verschillende vervoeging. Anderzijds is het wel zo dat een vergelijkbare tendens als die we signaleerden bij de andere categorieën, namelijk een geleidelijke overgang van sterke naar zwakke vervoeging, zich ook in deze categorie voordoet. Bij jagen bijvoorbeeld wordt het onderscheid tussen de twee betekenissen niet altijd gemaakt, en bij wassen bestaat er een sterke tendens om de sterke vervoeging te verlaten voor de zwakke, waardoor de twee homonieme werkwoorden ook wat de hoofdtijden betreft naar elkaar toegroeien.
infinitief | betekenis | verleden tijd | voltooid deelwoord | commentaar |
bakken | ‘gaar maken’ | bakte | gebakken | |
bakken | ’triktrakken, sjoelbakken’ | bakte | gebakt | GVD: verouderd |
bijten | ‘een bijt hakken’ | bijtte | gebijt | |
bijten | ‘happen’ | beet | gebeten | |
brouwen | ‘bier maken’ | brouwde | gebrouwen | |
brouwen | ‘huig-r uitspreken’ | brouwde | gebrouwd | |
heten | ‘heet maken’ | heette | geheet | |
heten | ‘een naam hebben’ | heette | geheten | |
jagen | ‘op jacht zijn’ | jaagde | gejaagd | ANS, GVD, Vers. (andere maken dit onderscheid niet) |
jagen | andere betekenissen | jaagde/joeg | gejaagd | |
krijgen | ‘oorlog voeren’ | krijgde | gekrijgd | ANS; GVD literaire taal, thans weinig gebruikelijk; Vers. verheven stijl; niet in HVD |
krijgen | andere betekenissen | kreeg | gekregen | |
krijten | ‘met krijt bewerken’ (bv. biljartkeu) | krijtte | gekrijt | Wdl. vermeldt dit werkwoord niet |
krijten | ‘huilen, schreeuwen’ | kreet | gekreten | Kra: verouderd; HVD: schrijftaal, zeer formeel |
lijken | ‘met touwwerk omzomen, lijk afleggen’ | lijkte | gelijkt | |
lijken | andere betekenissen | leek | geleken | |
malen | ‘niet goed bij zijn hoofd zijn’, ‘schilderen’ | maalde | gemaald | |
malen | ‘fijn maken’, ‘water uitslaan’ | maalde | gemalen | |
plegen | ‘begaan’ (een moord plegen) | pleegde | gepleegd | |
plegen | ‘gewoon zijn’ | placht | / | |
pluizen | ‘pluisjes afgeven’ | pluisde | gepluisd | |
pluizen | ‘uitrafelen’ | ploos | geplozen | |
prijzen | ‘van prijzen voorzien’ | prijsde | geprijsd | |
prijzen | ‘loven’ | prees | geprezen | |
scheppen | ‘oprapen met een schep’ (ook m.b.t. papier: ‘vervaardigen’) | schepte | geschept | |
scheppen | ‘creëren’ | schiep | geschapen | |
scheren | ‘rakelings langs iets gaan’ | scheerde | gescheerd | |
scheren | ‘afsnijden’ | schoor | geschoren | |
scheren | ‘(scheringdraden) ordenen’ | scheerde/schoor | gescheerd/geschoren | GVD geeft enkel scheerde en gescheerd; Kra, Vers., W-K en HVD geven beide |
schrikken | ‘plots afkoelen’ (overgankelijk) | schrikte | geschrikt | |
schrikken | ‘opschrikken’ (onovergankelijk) | schrok | geschrokken | |
snuiten | ‘scherpe hoek wegnemen’ | snuitte | gesnuit | Wdl, niet in ANS |
snuiten | andere betekenissen | snoot | gesnoten | Wdl, niet in ANS |
snuiven | ‘snuif of drug gebruiken’ | snuifde/snoof | gesnuifd/gesnoven | ANS geeft enkel snuifde en gesnuifd; HVD, Wdl. en W-K geven beide |
snuiven | ‘diep inademen’ | snoof | gesnoven | |
spinnen | ‘snorren’ | spinde | gespind | |
spinnen | ‘draad maken’ | spon | gesponnen | |
stijven | ‘sterken, aanzetten’ | stijfde | gestijfd | |
stijven | ‘met stijfsel bewerken’ | steef | gesteven | |
wassen | ‘schoonmaken’ | waste/wies | gewassen | GVD: verouderd, ook in W-K, Kra en Wdl. zonder kwalificatie |
wassen | ‘groeien’ | wies | gewassen | wordt als archaïsch aangevoeld |
wassen | ‘met was besmeren’ | waste | gewast | ontbreekt in W-K |
zeggen | ‘(formeel) declameren’ | zegde | gezegd | ANS, zie ook 1.2 en 1.3 |
zeggen | andere betekenissen | zei | gezegd | ANS, zie ook 1.2 en 1.3 |
zinnen | ‘bevallen’ (dat zint hem) | zinde | gezind | ontbreekt in de Wdl. |
zinnen | ‘denken over’ (op wraak zinnen) | zon | gezonnen | |
zweren | ‘etteren’ | zweerde/zwoor | gezweerd/gezworen | gezweerd ook in ANS, Schrijfwijzer en Taalbaak |
zweren | ‘een eed afleggen’ | zwoer | gezworen |
Scheppen: schepte / schiep
Zweren: zwoor / zwoer / zweerde
2. Samengestelde en afgeleide werkwoorden
Een speciale moeilijkheid bij samengestelde werkwoorden is het al dan niet voorkomen en de positie van het voorvoegsel ge- bij het voltooid deelwoord (aanbidden – aanbeden of aangebeden?) en het al dan niet gesplitst voorkomen van de werkwoordsvorm in de verleden tijd (aanbidden – bad aan of aanbad?). Dat is een afzonderlijk probleem, waar we in deze tekst niet op ingaan. We beperken ons tot problemen met het zwak of sterk vervoegen van samengestelde en afgeleide werkwoorden.
2.1 Identieke vervoeging van samengestelde of afgeleide werkwoorden en het basiswerkwoord
2.1.1 Algemene regel
Bij samengestelde of afgeleide werkwoorden is de vervoeging in de regel dezelfde als die van het basiswerkwoord. Vergelijk:
infinitief | verleden tijd | voltooid deelwoord | commentaar |
drukken | drukte | gedrukt | (zwak) |
aandrukken | drukte aan | aangedrukt | (zwak) |
spannen | spande | gespannen | (voltooid deelwoord onregelmatig) |
aanspannen | spande aan | aangespannen | (voltooid deelwoord onregelmatig) |
kijken | keek | gekeken | (sterk) |
aankijken | keek aan | aangekeken | (sterk) |
Men kan nu veronderstellen dat bij die werkwoorden waarvan we in 1 hebben vastgesteld dat ze alternatieve vormen hebben, die alternatieve vormen ook terugkeren bij de samenstellingen met die werkwoorden. Dat geldt inderdaad voor de samenstellingen met kerven, vragen (althans volgens de Grote Van Dale, andere naslagwerken nemen de vormen niet altijd op) scheiden en zeggen (met registerverschil) en een aantal andere specifieke gevallen:
infinitief | verleden tijd | voltooid deelwoord | commentaar |
aandurven | durfde aan | aangedurfd | Wdl., ANS, GVD |
aandurven | dorst aan | aangedurfd | GVD |
af-, door-, inkerven | kerfde af/in, doorkerfde | -gekerfd | |
af-, door-, inkerven | korf af/in, doorkorf | -gekorven | |
afmelken | melkte af | afgemelkt | Wdl. |
afmelken | molk af | afgemolken | Wdl., GVD |
af-, be-, onder-, verscheiden | be/onder/ver-scheidde, scheidde af | -(ge)scheiden | verscheiden is archaïsch volgens GVD |
bespugen | bespuugde | bespuugd | |
bespugen | bespoog | bespogen | |
uitspugen | spuugde uit | uitgespuugd | ontbreekt in GVD |
uitspugen | spoog uit | uitgespogen | |
door-, na-, rondvragen | vroeg -, vraagde – | -gevraagd | Wdl., GVD |
maar: meevragen | vroeg mee | meegevraagd | GVD |
-zeggen | zei – | -gezegd | ANS: veelal in gesproken taal |
-zeggen | zegde – | -gezegd | ANS: veelal in geschreven taal; vandaar: een werkwoord dat frequent is in gesproken taal (opzeggen) heeft veelal -zei, een werkwoord dat niet frequent is in gesproken taal heeft veelal -zegde (ontzeggen) |
2.1.2 De algemene regel bij homoniemen
Wanneer er van een werkwoord homonieme vervoegingen bestaan, is een samenstelling meestal gevormd met een van de twee homoniemen. Ook in dat geval is de vervoeging van het samengestelde werkwoord dus dezelfde als die van het niet-samengestelde. We geven in de volgende tabel een zo groot mogelijk overzicht. Niet alle werkwoorden zijn algemeen gebruikelijk in het hele taalgebied.
basis | samenstelling | verleden tijd | voltooid deelwoord |
bakken | sjoelbakken | sjoelbakte | gesjoelbakt |
bakken | wallebakken | wallebakte | gewallebakt |
plegen | raadplegen | raadpleegde | geraadpleegd |
plegen | verplegen | verpleegde | verpleegd |
prijzen (‘loven’) | aanprijzen | prees aan | aangeprezen |
prijzen (‘prijs aangeven’) | afprijzen | prijsde af | afgeprijsd |
scheppen (‘creëren’) | herscheppen | herschiep | herschapen |
scheppen (‘met een schep oprapen’) | af-, in-, leeg-, onder-, op-, en uitscheppen | schepte – | -geschept |
scheren (‘haar verwijderen’) | afscheren | schoor af | afgeschoren |
scheren (‘rakelings langsgaan’) | gekscheren | gekscheerde | gegekscheerd |
snuiven | insnuiven | snoof in | ingesnoven |
snuiven | opsnuiven | snoof op | opgesnoven |
wassen (‘groeien’) | aanwassen | wies aan | aangewassen |
wassen (‘groeien’) | bewassen | bewies | bewassen |
wassen (‘groeien’) | ontwassen | ontwies | ontwassen |
wassen (‘schoonmaken’) | afwassen | waste af/wies af (GVD) | afgewassen |
wassen (‘schoonmaken’) | wegwassen | waste weg/wies weg (GVD) | weggewassen |
wassen (‘schoonmaken’) | schoonwassen | waste schoon | schoongewassen |
wassen (‘schoonmaken’) | witwassen | waste wit | witgewassen |
zweren (‘een eed doen’) | bezweren | bezwoer | bezworen |
zweren (‘een eed doen’) | samenzweren | zwoer samen | samengezworen |
zweren (‘etteren’) | inzweren (‘etterend ingroeien’) | zwoor in | ingezworen |
zweren (‘etteren’) | uitzweren (‘etterend uitgroeien’) | zweerde uit/zwoor uit | uitgezworen |
De volgende samenstellingen krijgen een vervoeging die afwijkt van de regel bij de vorige werkwoorden.
Schrok af / schrikte af
Uitgeplozen / uitgepluisd
infinitief | verleden tijd | voltooid deelwoord | commentaar |
napluizen | pluisde na | nagepluisd | Wdl. |
napluizen | ploos na | nageplozen | GVD |
uitpluizen | pluisde uit | uitgepluisd | Wdl. |
uitpluizen | ploos uit | uitgeplozen | GVD |
afschrikken | schrikte af | afgeschrikt | |
terugschrikken | schrikte terug | teruggeschrikt | |
terugschrikken | schrok terug | teruggeschrokken | GVD en Wdl. geven geen betekenisonderscheid |
2.1.3 Homoniemen uit homoniemen
Het kan voorkomen dat er een homonieme samenstelling is gevormd, op basis van een homoniem grondwoord. De samengestelde vormen vertonen in dat geval dezelfde homonymie als de grondvormen. Niet al de vormen die we in het overzicht vermelden, zijn even frequent in het hele taalgebied.
infinitief | betekenis | verleden tijd | voltooid deelwoord | commentaar |
afmalen | ‘afschilderen’ | maalde af | afgemaald | |
afmalen | ‘geheel en al malen’ | maalde af | afgemalen | |
afpluizen | ‘pluisjes afgeven’ | ploos af | afgeplozen | |
afpluizen | ‘van pluisjes ontdoen’ | pluisde af | afgepluisd | |
afzweren | ‘onder ede verwerpen’ | zwoer af | afgezworen | |
afzweren | ‘door verzwering afvallen’ | zweerde af/zwoor af | afgezworen | GVD geeft enkel zwoor af, de Wdl. geeft beide |
bemalen | ‘droogmalen door een watermolen’ | bemaalde | bemalen | |
bemalen | ‘beschilderen’ | bemaalde | bemaald | GVD: verouderd |
inwassen | ‘wassend (wrijvend) inbrengen’ | waste in | ingewassen | |
inwassen | ‘in iets vastraken door groeien’ | wies in | ingewassen | alleen in GVD |
omscheppen | ‘veranderen, herscheppen’ | schiep om | omgeschapen | |
omscheppen | ‘over- of rondscheppen’ | schepte om | omgeschept | |
omwassen | ‘afwassen’ | waste om | omgewassen | |
omwassen | ‘groeiend omgeven’ | omwies | omgewassen | alleen in GVD |
opwassen | ‘schoonmaken door opnemen’ | waste op/wies op | opgewassen | niet in Wdl. |
opwassen | ‘opgroeien’ | wies op | opgewassen | |
uitwassen | ‘reinigen’ | waste uit | uitgewassen | |
uitwassen | ‘uitlopen, opschieten’ | wies uit | uitgewassen | |
verwassen | ‘door wassen bederven’ | verwaste | verwassen | niet in GVD |
verwassen | ‘verkeerd groeien’ | verwies | verwassen | |
verzweren | ‘door zweren verliezen’ | verzweerde/verzwoor | verzworen | GVD geeft enkel verzwoor, de Wdl. geeft beide |
verzweren | ‘afzweren’ | verzwoer | verzworen | niet in Wdl. |
wegscheren | (met zich) ‘verdwijnen’ | scheerde weg | weggescheerd | |
wegscheren | ‘afscheren’ | schoor weg | weggeschoren |
2.2 Andere vervoeging van samengestelde of afgeleide werkwoorden en het basiswerkwoord
2.2.1 Keuze uit een (stilistische of regionale) variant
Wanneer een niet-samengesteld werkwoord twee mogelijke vervoegingen kent, kunnen er tussen die vervoegingen stilistische of regionale verschillen bestaan (1.2 en 1.3). Als dat het geval is, komt het vaak voor dat bij samenstellingen of afleidingen met die werkwoorden een van de twee varianten wordt gekozen, met name de neutrale of geografisch algemene variant. Ook wanneer de twee vervoegingen gelijkwaardig zijn (1.1), wordt er soms maar een gekozen bij de samengestelde of afgeleide werkwoorden.
basis | samenstelling | verleden tijd | voltooid deelwoord | commentaar |
breien | aan-, af-, rondbreien | breide – | -gebreid | |
delven | be-, op-, uitdelven | bedolf of dolf op/uit | -dolven | Wdl. vermeldt ook delfde op en opgedelfd |
denken | gedenken | gedacht | gedacht | wel in Wdl., de ANS geeft geen voltooid deelwoord |
lachen | aan-, af-, dood-, tegen-, toe-, uit-, weglachen | lachte – | -gelachen | GVD: verouderd of lit. taal ook loeg aan (sic) |
melken | uitmelken | molk uit | uitgemolken | |
kerven | verkerven | verkorf | verkorven | niet in Wdl. |
wuiven | na-, toe-, uit-, wegwuiven | wuifde – | -gewuifd |
Bij uitscheiden is blijkbaar het omgekeerde aan de hand: hier ontstaat bij de samenstelling een reeks varianten die stilistisch afwijkend zijn, en een homonieme variant (zie 2.1.1 voor de andere samenstellingen met scheiden). Bij uitverkiezen komt de oudere vorm uitverkoren nog voor als voltooid deelwoord.
infinitief | betekenis | verleden tijd | voltooid deelwoord | commentaar |
uitscheiden | ‘naar buiten doen komen’ | scheidde uit | uitgescheiden | |
uitscheiden | ‘ophouden’ | scheidde uit | uitgescheiden | GVD, Kra, W-K, HVD, Wdl, Vers |
uitscheiden | ‘ophouden’ | scheed/schee uit | uitgescheden/uitgescheeën | Kra, W-K, HVD, Wdl, GVD; ANS: wordt vermeden, enkel informeel; schee uit ook in Vers. bij uitscheien en in W-K |
uitverkiezen | verkoos uit | uitverkozen/uitverkoren | niet in GVD; uitverkoren krijgt geen archaïsche connotatie in ANS, formeel volgens GVD | |
uitverkiezen | verkoor uit | uitverkoren |
2.2.2 Van sterk naar zwak bij samenstellingen en afleidingen
Bij een beperkte reeks werkwoorden die een sterke vervoeging hebben, worden de samenstellingen en afleidingen zwak vervoegd. Het gaat hier, in het geval van de samenstellingen, om onscheidbare werkwoorden. Het bekendste voorbeeld is stofzuigen, maar er zijn er meer.
basis | samenstelling | verleden tijd | voltooid deelwoord | commentaar |
hoeven | behoeven | behoefde | behoefd | behoeven niet mogelijk |
houwen | beeldhouwen | beeldhouwde | gebeeldhouwd | alle andere samenstellingen met houwen zijn sterk |
houwen | kanthouwen | kanthouwde | gekanthouwd | ANS, GVD, niet in Wdl., alle andere samenstellingen met houwen zijn sterk |
lachen | glimlachen | glimlachte | geglimlacht | |
lachen | grijnslachen | grijnslachte | gegrijnslacht | |
lachen | grimlachen | grimlachte | gegrimlacht | |
lachen | schaterlachen | schaterlachte | geschaterlacht | |
lezen | bloemlezen | bloemleesde | gebloemleesd | |
moeten | ontmoeten | ontmoette | ontmoet | |
strijken | pluimstrijken | pluimstrijkte | gepluimstrijkt | |
trekken | stuiptrekken | stuiptrekte | gestuiptrekt | GVD, Wdl, wordt niet vervoegd volgens de ANS |
vechten | bekvechten | bekvechtte | gebekvecht | GVD: vooral in onbepaalde wijs gebruikt |
vliegen | zweefvliegen | zweefvliegde | gezweefvliegd | Wdl, ANS; GVD: wordt vermeden |
vouwen | ontvouwen | ontvouwde | ontvouwen/ontvouwd | Wdl. en GVD geven beide, ANS enkel ontvouwd |
waaien | pierewaaien | pierewaaide | gepierewaaid | sterk niet mogelijk, wel bij alle andere samenstellingen met waaien |
weven | pezeweven | pezeweefde | gepezeweefd | |
zuigen | stofzuigen | stofzuigde | gestofzuigd |
Stofzuigen: stofgezogen / gestofzuigd
Wanneer werkwoorden waarbij twee vervoegingen mogelijk zijn (sterk en zwak) met dit type van elementen worden samengesteld, krijgen ze meestal ook een zwakke vervoeging. Vergelijk:
infinitief | verleden tijd | voltooid deelwoord | commentaar |
donderjagen | donderjaagde | gedonderjaagd | -joeg niet mogelijk, wel bij alle andere samenstellingen met jagen |
spelevaren | spelevaarde | gespelevaard | alle andere samenstellingen met varen zijn sterk |
opvrijen | vrijde/vree op | opgevrijd/opgevreeën | GVD geeft enkel vrijde op en opgevrijd; de Wdl. geeft beide |
voetjevrijen | vrijde voetje | voetjegevrijd | |
verzeggen | verzegde | verzegd | ‘door een belofte verbinden’ |
waarzeggen | waarzegde | gewaarzegd/waargezegd |
De volgende twee gevallen zijn dan ook uitzonderlijk, we verwachten hier een zwakke vervoeging:
infinitief | verleden tijd | voltooid deelwoord | commentaar |
aderlaten | aderliet | adergelaten | Wdl., GVD |
hardlopen | liep hard | hardgelopen | Wdl., GVD |
2.3 Speciale vervoegingen
2.3.1 ‘Doen/maken’ versus ‘worden’
Met name bij samenstellingen met ver- (zoals verzouten) kan het samengestelde werkwoord twee betekenissen krijgen: een actieve (verzouten = ‘zouter maken’) of een passieve (verzouten = ‘zouter worden’). In dat geval zijn er soms twee vervoegingen mogelijk, met een betekenisonderscheid. Ook bij andere samenstellingen is een vergelijkbaar betekenisonderscheid mogelijk.
infinitief | betekenis | verleden tijd | voltooid deelwoord |
verschrikken | ‘schrik krijgen, voelen’ | verschrok | verschrokken |
verschrikken | ‘doen schrikken’ | verschrikte | verschrikt |
opschrikken | ‘doen schrikken, van schrik opspringen’ | schrikte op | opgeschrikt |
opschrikken | ‘plots opkijken, verschrikt worden’ | schrikte/schrok op | opgeschrikt/opgeschrokken |
aanstijven | ‘stijver, sterk worden’ | stijfde aan | aangestijfd |
aanstijven | ‘stijver, sterk maken’ | steef aan | aangesteven |
opstijven | ‘met stijfsel stijver maken, een toren versterken’ | steef op | opgesteven |
opstijven | ‘sterker maken, stijf worden’ | stijfde op (Wdl.)/steef op (GVD) | opgestijfd |
verzouten | ‘zouter maken’ | verzoutte | verzouten |
verzouten | ‘zouter worden’ | verzoutte | verzout |
Bij opstijven wordt het betekenisonderscheid doorkruist door dat tussen stijven ‘sterker worden’ en stijven ‘met stijfsel bewerken’. Verstijven wordt alleen zwak vervoegd (verstijfde, verstijfd).
2.3.2 Pseudo-samenstellingen
Een aantal complexe werkwoorden lijken een samenstelling met een basiswerkwoord, maar zijn eigenlijk afleidingen van een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord. Die krijgen allemaal een zwakke vervoeging.
infinitief | verleden tijd | voltooid deelwoord | commentaar |
verlaten ’te laat zijn, later stellen’ | verlaatte | verlaat | van laat. Vergelijk: verlaten (‘weggaan’): verliet, verlaten. |
avondmalen | avondmaalde | geavondmaald | van avondmaal |
middagmalen | middagmaalde | gemiddagmaald | van middagmaal |
bevoorraden | bevoorraadde | bevoorraad | van voorraad, alle andere samenstellingen met raden zijn zowel sterk als zwak (Wdl.) |
vervaren ‘vervaard maken, vrees aanjagen’ | vervaarde | vervaard | GVD: verouderd, van het verouderde vaar, ‘vrees’, vergelijk vervaren (‘naar elders varen’): vervoer, vervaren. |
verzinken ‘galvaniseren’ | verzinkte | verzinkt | van zink, vergelijk verzinken (‘wegzinken’): verzonk, verzonken. |
2.3.3 Werkwoorden met een onvolledige vervoeging
Een lange reeks werkwoorden worden helemaal niet vervoegd. Bij een aantal van die werkwoorden kan soms wel een voltooid deelwoord worden gevormd. Samenstellingen met sterke werkwoorden die niet of onvolledig worden vervoegd, worden hier opgesomd.
baantjerijden
ballonvaren
bandstoten
beeldsnijden
bergbeklimmen
bijslapen
blindvliegen
blokdenken
boekbinden
bokspringen
boogschieten
borstzwemmen
buikspreken
deltavliegen
discuswerpen
duimzuigen
echtbreken
figuurrijden
flierefluiten
formatievliegen
gaaischieten
gansrijden
gansslaan
ganstrekken
gedachtelezen
geschiedschrijven
gewichtheffen
glasblazen
grootspreken
haarsnijden
handboogschieten
handenwringen
handlezen
hardrijden
hartenjagen
herintreden
hink-stapspringen
hogeschoolrijden
hoogspringen
hordelopen
houtbewerken
houtsnijden
jachtspringen
kaartlezen
kanaalzwemmen
kanovaren
klaplopen
kleiduivenschieten
klokkijken
klootschieten
kogelstoten
kribbebijten
kroeglopen
kunstrijden
kunstvliegen
kunstzwemmen
landlopen
landmeten
lettergieten
lijntrekken
liplezen
maatslaan
machineschrijven
mastklimmen
midwinterblazen
motorrijden
nachtvliegen
nagelbijten
omzitten
paalzitten
paardspringen
palingtrekken
parachutespringen
parelduiken
pistoolschieten
plaatsnijden
polsstokhoog-springen
polsstokspringen
polsstok-verspringen
prijsschieten
proefrijden
proeftrekken
rekeningrijden
ringrijden
schaatsenrijden
schansspringen
schijfschieten
schoolrijden
schoolzwemmen
schoonrijden
schoonschrijven
schoonspringen
schoonzwemmen
schuitjevaren
skilopen
skispringen
slootjespringen
speerwerpen
spelerijden
spookrijden
spoorzoeken
steltlopen
straatslijpen
stuntvliegen
tekortkomen
terugsteken
thuiswerken
tijdrijden
touwklimmen
touwtjespringen
touwtrekken
trampolinespringen
turfsteken
uitzwerven
veldrijden
vogelschieten
waaierrijden
wadlopen
wielrijden
worteltrekken
zaklopen
Van sommige werkwoorden ontbreken alleen bepaalde vormen, hoewel de naslagwerken het er niet altijd eens over zijn welke.
diepvriezen | enkel diepgevroren volgens Wdl., dat is een bijvoeglijk naamwoord volgens de GVD, diepvriezen enkel in onbepaalde wijs |
proefvaren | enkel proefgevaren volgens Wdl., GVD: proefvaarde, proefgevaren |
scheelzien | enkel zag scheel volgens Wdl., zelfstandig naamwoord volgens GVD |
schoolblijven | enkel schoolgebleven volgens Wdl., bleef school, schoolgebleven volgens GVD |
We besluiten met een alfabetische lijst van de behandelde werkwoorden. Telkens is vermeld onder welk hoofdstuk de vervoeging besproken wordt.
Alfabetische lijst van de behandelde werkwoorden (sterke en zwakke vervoeging)
(werkwoorden die niet worden vervoegd werden niet opgenomen)
aanbreien 2.2.1
aandrukken 2.1.1
aandurven 2.1.1
aankijken 2.1.1
aanlachen 2.2.1
aanprijzen 2.1.2
aanspannen 2.1.1
aanstijven 2.3.1
aanwassen 2.1.2
aderlaten 2.2.2
afbreien 2.2.1
afkerven 2.1.1
aflachen 2.2.1
afmalen 2.1.3
afmelken 2.1.1
afpluizen 2.1.3
afprijzen 2.1.2
afscheiden 2.1.1
afscheren 2.1.2
afschrikken 2.1.2
afwassen 2.1.2
afzweren 2.1.3
avondmalen 2.3.2
bakken 1.4
bedelven 2.2.1
beeldhouwen 2.2.2
behoeven 2.2.2
bekvechten 2.2.2
bemalen 2.1.3
bescheiden 2.1.1
bespugen 2.1.1
bevoorraden 2.3.2
bewassen 2.1.2
bezweren 2.1.2
bijten 1.4
bloemlezen 2.2.2
breien 1.3
brouwen 1.4
delven 1.1
diepvriezen 2.3.3
donderjagen 2.2.2
doodlachen 2.2.1
doorkerven 2.1.1
doorvragen 2.1.1
drukken 2.1.1
dunken 1.2
durven 1.2
ervaren 1.2
erven 1.2
fuiven 1.2
gedenken 2.1.1
gekscheren 2.1.2
glimlachen 2.2.2
grijnslachen 2.2.2
grimlachen 2.2.2
hardlopen 2.2.2
herintreden 2.3.2
herscheppen 2.1.2
heten 1.4
hoeven 1.1
inkerven 2.1.1
insnuiven 2.1.2
inwassen 2.1.3
inzweren 2.1.2
jagen 1.1, 1.4
kanthouwen 2.2.2
kerven 1.1
kijken 2.1.1
klagen 1.3
krijgen 1.4
krijten 1.4
lachen 1.2, 1.3
lijken 1.4
malen 1.4
meevragen 2.1.1
melken 1.1
middagmalen 2.3.2
napluizen 2.1.2
navragen 2.1.1
nawuiven 2.2.1
omscheppen 2.1.3
omwassen 2.1.3
onderscheiden 2.1.1
ontmoeten 2.2.2
ontvouwen 2.2.2
ontwassen 2.1.2
opdelven 2.2.1
opschrikken 2.3.1
opsnuiven 2.1.2
opstijven 2.3.1
opvrijen 2.2.2
opwassen 2.1.3
pezeweven 2.2.2
pierewaaien 2.2.2
plegen 1.4
pluimstrijken 2.2.2
pluizen 1.4
prijzen 1.4
proeftrekken 2.3.3
proefvaren 2.3.2
raadplegen 2.1.2
raden 1.2
rondbreien 2.2.1
rondvragen 2.1.1
samenzweren 2.1.2
schaterlachen 2.2.2
scheelzien 2.3.3
scheppen 1.4
scheren 1.4
schoolblijven 2.3.3
schoonwassen 2.1.2
schrikken 1.4
schuilen 1.1
sjoelbakken 2.1.2
snuiten 1.4
snuiven 1.4
spannen 2.1.1
spelevaren 2.2.2
spinnen 1.4
spugen 1.1
stijven 1.4
stofzuigen 2.2.2
stoten 1.2
stuiptrekken 2.2.2
tegenlachen 2.2.1
terugschrikken 2.1.2
toelachen 2.2.1
toewuiven 2.2.1
uitdelven 2.2.1
uitlachen 2.2.1
uitmelken 2.2.1
uitpluizen 2.1.2
uitscheiden 2.2.1
uitslijpen 2.3.3
uitverkiezen 2.2.1
uitwassen 2.1.3
uitwuiven 2.2.1
uitzweren 2.1.2
uitzwerven 2.3.3
varen 1.2, 1.4
verkerven 2.2.1
verkiezen 1.2
verlaten 2.3.2
verplegen 2.1.2
verraden 1.2
verscheiden 2.1.1
verschrikken 2.3.1
verschuilen 1.1
verstijven 2.3.1
vervaren 2.3.2
verwassen 2.1.3
verzeggen 2.2.2
verzinken 2.3.2
verzouten 2.3.1
verzweren 2.1.3
voetjevrijen 2.2.2
vragen 1.1
vrijen 1.2
waaien 1.1
waarzeggen 2.2.2
wallebakken 2.1.2
wassen 1.4
weglachen 2.2.1
wegscheren 2.1.3
wegscheren (zich) 2.1.3
wegwassen 2.1.2
wegwuiven 2.2.1
witwassen 2.1.2
wuiven 1.2
zeggen 1.2, 1.3, 1.4
-zeggen 2.1.1
zeiken 1.1
zinnen 1.4
zweefvliegen 2.2.2
zweren 1.4
Naslagwerken
Grote Van Dale (1995) ; Woordenlijst (1995) ; Van Dale Hedendaags Nederlands (1996) ; Verschueren (1996) ; Wolters-Koenen (1996) ; Kramers (1996) ; Correct Taalgebruik (1997) ; Taalwijzer (1989) ; Schrijfwijzer (1995) ; Taalbaak
tao_generiek (K)
35
j
Hoofdrubriek,Woordvorm,Woordsoort
0000
05 December 2016